sen leuk.11 Gelukkig maar, want voor dit vak werden kos
ten noch moeite gespaard: de toestellen werden uit
Zweden geïmporteerd en toen het moeilijk bleek een
geschikte Nederlandse gymleerkracht te vinden, werd zelfs
een Zweedse lerares naar Bloemendaal gehaald.
Maarten Vrij en Ulehake introduceerden tevens diverse
Zweedse volks- en schoolspelen op de BSV. Dit waren met
name handbalspelen, die goed bruikbaar bleken in het
onderwijs. De spelen vormden een goede oefening voor
het verkrijgen van inzicht en vaardigheden als vangen en
werpen. Een ander voordeel was dat de kinderen leerden
samenwerken. Zo was korfbal, dat geïnspireerd was op het
Zweedse 'ringboll', zeer populair op de BSV. Het was uit
stekend geschikt om met een klas te spelen, vanwege het
grote aantal deelnemers en omdat het een gemengde sport
was.
Gezonde houding
Niet alleen tijdens de gymnastieklessen hield men op de
BSV de fysieke gesteldheid van de leerlingen in de gaten.
Zo werd in het schrijfonderwijs gekozen voor het schuin
schrift in plaats van het voor die tijd veelgebruikte steil
schrift omdat hierbij "zeer goed eene correct gezonde
houding aangenomen [kon] worden".12 Er werden school
banken aangeschaft die een goede houding bevorderden,
terwijl in elk klaslokaal een aantal verstelbare banken aan
wezig was. Frisse lucht, goede ventilatie en zonlicht wer
den zeer belangrijk gevonden. De initiatiefnemers wilden
een goed schoolgebouw met grote ramen, zodat licht en
warmte in de lokalen kon komen. Uiteraard moest de
school schoon zijn en er fris en aantrekkelijk uitzien, en
voorzien zijn van een schooltuin en een ruime speel
plaats. In de Vereeniging ter Bevordering van het
Schoonheidsbeginsel hield men zich vooral uit esthetische
overwegingen bezig met het schoolgebouw. Volgens
Cornelis Vrij zou namelijk de ontwikkeling van goede
smaak bij de leerlingen beginnen met "een goede architect
en een goed schoolgebouw".15
Frisse lucht
Op de BSV probeerde men zoveel mogelijk met de
leerlingen naar buiten te gaan. Niet alleen omdat frisse
lucht goed was voor de kinderen, maar ook omdat zij
moesten leren een open oog te krijgen voor de natuur.
Want, om in de termen van de Vereeniging te spreken, de
natuur was "de bron van alle schoonheid".14 Door middel
van allerlei uitstapjes probeerden de leerkrachten de leer
lingen liefde voor de natuur bij te brengen. Bloemen en
planten, soms zelfs dieren werden de klas ingebracht.
Dikwijls kregen de kinderen bloembollen mee naar huis
die ze zelf moesten opkweken. In de schooltuin werden
door de leerlingen landbouwgewassen en bloemen
gekweekt die niet in de onmiddellijke omgeving van de
school te vinden waren. Naast uitstapjes in de natuur
organiseerde het onderwijzend personeel excursies naar
steden en bedrijven waarbij het zelf ontdekken centraal
stond. Men ging er vanuit dat wat het kind zelf gevonden
had, zijn eigendom was.
Kwa I iteït
Het bevorderen van zelfwerkzaamheid bij de leerlingen
was op de BSV een belangrijk streven. Dit in tegenstelling
tot het voor die tijd gebruikelijke frontale onderwijs,
waarbij de meester dicteerde en de kinderen schreven. In
de jaarverslagen van de BSV werd benadrukt dat het
begrijpen en zelfstandig toepassen van de lestof centraal
stond. Zoveel mogelijk probeerde men het uit het hoofd
leren van rijtjes en regeltjes te vermijden. Bij Duits bij
voorbeeld begonnen de lessen niet met het aanleren van
de rijtjes naamvallen, maar werd gewerkt volgens een
nieuw principe van eerst spreken, dan lezen, dan schrij
ven.
De klassengrootte op de BSV was in vergelijking met de
andere scholen in Bloemendaal, maar vooral met de door
snee-school in Nederland, ongekend klein. Het maximum
aantal leerlingen per lokaal was op zestien gesteld en daar
werd in de eerste jaren niet vanaf geweken. De kleine
klassen moesten niet alleen de kwaliteit van het onderwijs
ten goede komen, maar ook het "wederkeerig begrijpen
en waarderen" tussen leerlingen en leerkrachten.15 Graag
werd gezien dat zij vriendschappelijk met elkaar omgin
gen. Zo aten de onderwijzers en onderwijzeressen tussen
de middag samen met de kinderen die overbleven,en
speelden zij in de vrije kwartieren dikwijls een spelletje
korfbal mee.
Door de speciale speciale manier van lesgeven en de grote
aandacht voor 'doe-vakken' had Ulehake het noodzakelijk
gevonden zeven in plaats van zes leerjaren voor de lagere
schooltijd uit te trekken. Dit moest het hoofd dikwijls uit-
leggen aan bezorgde ouders, die de ontwikkeling van hun
kinderen op de BSV vergeleken met die van leerlingen op
een andere, zesklassige school. In 1908 liet Ulehake een
brochure drukken waarin hij de pluspunten van een
zevenjarig systeem uiteen zette." Ook de voor die tijd kor
te lessen van 40 a 50 minuten en de vele vrije kwartieren
moest Ulehake verdedigen. Het hoofd probeerde de
ouders gerust te stellen door te wijzen op de kleine groe
pen waardoor de lessen intensiever werden. De leerlingen
kregen meer beurten en "braaf zitten soezen" kwam direct
aan het licht.17
26
Ons Bloemendaal, 22e jaargang, nummer 2, zomer 1998