blijfplaats. Opvattingen over 'goede' en 'slechte' lucht, die overigens al een lange geschiedenis hadden, werden rond de eeuwwisseling weer populair. Steeds meer vertegen woordigde het platteland het goede, gezonde leven, en stond de stad voor al wat slecht was. Voor veel van de nieu we rijken moeten deze ideeën meegespeeld hebben in de beslissing om buiten de stad te gaan wonen en voor de BSV te kiezen, waar een dergelijke preoccupatie met gezondheid prominent aanwezig was. Deze aandeelhouders hadden een woning betrokken in de pas aangelegde villaparken van Bloemendaal. Zes van hen reisden dagelijks naar hun werk in Haarlem of Amsterdam om daar hun brood te verdienen als koopman, makelaar, directeur of bankier.20 Van de overige vier personen die zijn in te delen in de rijke middenklasse werden er drie in de statuten aangeduid als particulier(e)' of 'zonder beroep'. Twee van deze drie behoorden waarschijnlijk tot de grote groep renteniers, die zich rond de eeuwwisseling in de villaparken had gevestigd. De laatste meergegoede aandeelhouder van de BSV was een timmerman. Hoewel de beroepsaanduiding anders doet ver moeden, was deze timmerman waarschijnlijk toch geen vreemde eend in de bijt: net als een schilder en een metse laar uit de laagste klassen die ook aandelen kochten, had hij een eigen bedrijf en kon hij waarschijnlijk wel meepraten met de nieuwe Bloemendaalse villaparkbewoners. Gezamenlijk bezaten deze tien personen uit de gegoede middenklasse 42% van de aandelen in particuliere handen. Dit lijkt aanzienlijk. Bekijken we echter het totaal aantal meergegoeden in Bloemendaal in die tijd, dan blijkt dat, net als bij de zeer rijken, zo'n 90% van hen géén aandelen BSV kocht. Nauwelijks verrassend is het dat in de laagste regionen, in verhouding tot het grote aantal personen in deze klassen, zeer weinig aandeelhouders zijn terug te vinden. Drankbestrijding Opvallend aanwezig is hier de Nederlands Hervormde dominee J.A. van Leeuwen. Hoewel hij de eerste voorzitter van het Christelijk Nationale Werknemersverbond in Bloemendaal was, liet Van Leeuwen dikwijls blijken dat hij niet gecharmeerd was van socialistische ideeën. Hij hield zich actief bezig met een onderwerp dat onder veel libera len in die tijd populair was, namelijk drankbestrijding. Van Leeuwen zal zich wel thuis hebben gevoeld in het wereldje van ondernemers en directeuren die zich verbon den aan de BSV. De dominee was van 1901 tot 1910 secretaris van de school. Samen met koopman I.E. Scheltema als penningmeester en Stoop als voorzitter vormde hij het eerste bestuur. Bijna opgeheven Ondanks de tegenvallende plaatsing van de aandelen die niets van doen had met het ontbreken van potentiële kopers in Bloemendaal, begon het eerste bestuur in 1901 vol goede moed aan haar taken. De ideeën ten aanzien van de financiën bleken echter weinig realistisch. Zo had het bestuur bij de oprichting van de N.V. werkelijk gedacht dat aan de aandeelhouders binnen enkele jaren dividend kon worden uitgekeerd. Het tegendeel bleek het geval; jaar in, jaar uit sloeg de balans negatief uit. De aflossing van de hypotheek op het dure schoolgebouw drukte zwaar op de financiën. Bovendien stonden tegenover de tegenvallen de inkomsten de zeer hoge kosten die inherent waren aan het moderne onderwijs. Het siert de BSV-pioniers dat zij ondanks de nijpende tekorten hun idealen hoog hielden. Om modern te blijven, bleef men toch steeds weer nieuw lesmateriaal aanschaf fen. Dure vakken als slöjd en Zweedsche gymnastiek verd wenen niet van het lesrooster, evenmin als excursies en schoolreisjes. Het maximum aantal leerlingen per klas werd op zestien gehouden. Hierdoor en door het aantrek ken van vakleerkrachten had de BSV vergeleken met andere scholen veel onderwijzend personeel, maar aan de salaris sen werd niet getornd. Men zag zich tot tweemaal toe genoodzaakt de schoolgelden te verhogen, terwijl Stoop jaarlijks uit eigen zak de tekorten aanvulde. Ondanks de financiële problemen en een dalend leerlin genaantal sinds 1907 bleven bestuur en onderwijzend per soneel zeer optimistisch. Het in 1912 geuite voornemen van het bestuur om de school aan het einde van het schooljaar te sluiten kwam tamelijk onverwacht. De gena- destoot was, volgens een gedenkboek uit 1952, het besluit van de gemeente geweest om een openbare M.U.L.O.- school te stichten, die waarschijnlijk veel BSV-leerlingen zou gaan aantrekken.21 Besloten werd het schoolgebouw aan de gemeente te koop aan te bieden, zodat deze de nieuwe M.U.L.O.-school erin kon huisvesten. Men hoopte dat de leerkrachten van de BSV op deze nieuwe school aan de slag konden. Maar de gemeente Bloemendaal wilde het schoolgebouw van de BSV niet kopen. Het bestuur, inclu sief initiatiefnemer Stoop, had inmiddels de moed laten zakken en zich teruggetrokken. Ook Ulehake vertrok. Reddi ng Toch bleef de BSV bestaan. Een nieuw bestuur slaagde erin voldoende belangstelling en financiële steun te krijgen om de school voort te kunnen zetten. Stoop speelde hierbij toch nog een grote rol: hij schold het bedrag van ruim 21.000 gulden kwijt, dat de school aan hem verschuldigd was. Door zuiniger aan te doen en een iets zakelijker 28 Ons Bloemendaal, 22e jaargang, nummer 2, zomer 1998

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1998 | | pagina 28