DASTRALEKAART UIT 1043.
GRENS EERSTE TERREIN AAN KOOP.
Kadastrale kaart uit 1843 met
grens van eerste aankoop.
Het gebied van de voorma
lige hofstede en de vijver
vormen het groene open
hart van het Zocherplan.
Het rond het hoofdgebouw
slingerende wegenpatroon
zorgt voor een afwisseling
van open en gesloten
ruimten.
Was dit zo ongeveer de
situatie bij de oplevering in
1849, al snel volgden uit
breidingen en veranderin
gen. Aan het hoofdgebouw
kwamen vleugels, in 1853
voor vrouwen en in 1856
voor mannen. In laatstge
noemd jaar kwam ook de
protestantse kerk tot stand, in neogotische stijl door
Zocher ontworpen. In 1864 werd aan de duinzijde van
het hoofdgebouw voor patiënten met tuberculose of epi
lepsie het 'Paviljoen' gebouwd - dat echter nooit als zoda
nig is gebruikt maar diende voor het huisvesten van het
als maar groeiend aantal patiënten.
Leonard Springer
Die groei was niet te stuiten. Telde men in 1849 slechts
221 patiënten, in de periode 1881-1885 waren het er al
meer dan 900. Verdere uitbreiding bij het hoofdgebouw
bood geen soelaas. Daarom besloot men in 1885 de hof
stede 'Bloemendaals Begin' aan te kopen, een 12 ha groot
terrein ten noordwesten van het open groene hart. Hier
verrees in 1888 Meerenberg II - meestal 'Het Nieuwe
Gedeelte' genoemd ter onderscheiding van Meerenberg I
dat 'Het Oude Gedeelte' heette. Het bood ruimte voor 400
patiënten. Bovendien werd er voor de directeur van deze
gestichtsafdeling een woning gebouwd, thans
'Bloemendaals Begin' geheten.
Voor de voltooiing van het parkconcept werd in 1887
Leonard Springer (1855-1940) aangetrokken, een leerling
van Zocher die zich zou ontwikkelen tot de tuinarchitect
met het grootst uitgevoerde oeuvre in Nederland. In
Kennemerland maakte hij tal van ontwerpen voor de aan
leg of herinrichting van buitenplaatsen en parken. Enkele
ervan: het villapark Duin en Daal, het Bloemendaalse Bos,
het park Duinlust, de renbaan van Woestduin.
Rond 'Het Nieuwe Gedeelte' en de woning 'Bloemendaals
Begin' zette Springer het Zocher-concept voort. Bij het
huis kwamen boomgroepen, solitairen, weiden, paden,
stromend water en een vijver. Om de openheid van het
parkhart te benadrukken werd de omgeving van het
omvangrijke gebouw verdicht met solitairen en boom
groepen en aan de westzijde een weiland onbeplant gela
ten. Ten noord-oosten van het groene parkhart werden
kwekerijen, boomgaarden en agrarische gronden gesitu
eerd. Aldus ontstond er een relatief open zone tussen bei
de Meerenbergen. De eenheid van stijl leidde tot een har
monisch geheel waarin de delen vloeiend in elkaar
overlopen, gekoppeld door lanen en zichtassen.
Uitbreidingen en veranderingen
Na 1900 stonden de ontwikkelingen niet stil. Door aan
koop van aangrenzende gronden groeide het terrein uit
eindelijk tot drie keer de aanvankelijke grootte. In deze
uitbreidingen speelden veranderende behandel-inzichten
mee, zoals de behoefte van de arbeidstherapie aan duin-,
bos- en tuinbouwgronden. Ook de technische infrastruc
tuur (men had eigen gas-, water- en elektriciteitsvoorzie
ningen, wasserijen, werkplaatsen, keukens, transport,
enzovoort) vergde de nodige ruimte. Bovendien moest de
huisvesting van personeel (woningen en broeder- en zus
terhuizen) worden uitgebreid.
Wat er in deze eeuw allemaal is gebouwd, aangebouwd,
weer gesloopt of van bestemming veranderd valt hier niet
8
Ons Bloemendaal, 22e jaargang, nummer 2, zomer 1998