Familie De Haan De namen De Haan en Feytama komen regelmatig in Deckers dagboek voor. In Amsterdam logeert hij zowel bij 'Moeder De Haan' als bij de familie Feytama. Mevrouw De Haan was Elisabeth Schrooters, de weduwe van de rijke koopman Jacob de Haan en moeder van zes kinderen. Gerrit de Haan was een van haar vijf zonen. Haar enige dochter Margaretha was getrouwd met W. Feytama. Mevrouw De Haan en de familie Feytama woonden naast elkaar op het Rokin. Zij is tegen de negentig als Decker haar in Amsterdam opzoekt. Hij noemt haar 'mijn oude vriendin' en vertelt dat deze waardige oude dame hem met veel tederheid en genegenheid ontving. Hij wordt door de hele familie De Haan onthaald alsof hij haar oud ste zoon is. Al met al spreekt hij met veel genegenheid over haar. 'De 12de brachten mijnheer Hop de Gezant en zijn zoon en ik 's ochtends een bezoek aan de heer Abraham de Haan, op zijn landgoed Limbourg in Overveen. Daar van daan reden we door Haarlem. De stad is zeer verfraaid. Daarna brachten we een bezoek aan de heer La Cour, wiens landgoed naast dat van mijnheer Hop ligt. Hier trof ik een oude kennis, mevrouw Spaans en haar echtgenoot, en veel familieleden van de heer De la Court. De meisjes naam van Mevrouw Spaans is De la Court. Zij en haar broer waren zeer opgetogen mij te zien. Ze informeerden zeer vriendelijk naar mijn familie en beiden nodigden ze me allerhartelijkst uit om een aantal dagen bij hen thuis te komen logeren. We dineerden bij mijnheer Hop en 's avonds maakten we nog een tochtje.' De volgende dag breng Abraham de Haan, ook een zoon van moeder De Haan, hem terug naar Amsterdam. Abraham de Haan verkoopt de hofstede Limbourg in 1758 aan Nicolaas Warin jr., die de naam veranderde in Vaart en Duyn. De broer en de zus die Decker ontmoet, zijn Adriana en Pieter de la Court. Hij was de eigenaar van Oud Berkenrode aan de Heerenweg in Heemstede. Pieter de la Court was schepen in Amsterdam en zou later burge meester van die stad worden. Adriana, die in 1747 getrouwd was met Alexander Sweder, rijksvrijheer van Spaen, heer van Ringenberg, Haminckelen en Hardenberg, was eigenlijk baronesse Van Spaen en overlijdt nog tijdens het verblijf van Decker in Nederland. Arrestatie Decker blijft twee dagen in Amsterdam en vertrekt vervol gens voor een verblijf van twee dagen naar Den Haag. Daarna schrijft hij: 'De 17de vertrok ik om vijf uur 's och tends uit Den Haag in een postkoets die ik had gehuurd. Ik stopte in Haarlem om twee bezoeken af te leggen, een aan de heer Van Nirkelen en een aan de heer Beusecom, die allebei getrouwd zijn met een nicht van mij, Roskam genaamd, waarna ik naar Amsterdam doorging, waar ik om twee uur aankwam.' Decker mag echter de stad niet in, de stadspoorten blijven gesloten en hij moet drie uur wachten voor de poorten weer opengaan. Hij legt uit dat er een man en een vrouw gearresteerd zijn die waardevolle spullen uit een huis had den gestolen. Ze zijn betrapt met de spullen nog bij zich en werden opgehangen in de ramen van de Waag op de Dam. Dit bracht zo'n menigte op de been, dat er mensen in de gracht werden geduwd. Vijftig mensen verdronken en velen braken een arm of een been. Om half zes zit hij echter al weer aan de dis en 's avonds legt hij een bezoek af aan mijnheer Hop, die ook een huis in de Doelenstraat in Amsterdam bezat. Hartenlust 'De 18de gingen de heer en mevrouw Feytama en ik naar mijnheer Abraham de Haans landgoed in Overveen bij Haarlem. Hier dineerden we en 's avonds legden we een bezoek af aan mijn neef De Bra, die een bleker is in Bloemendaal. Hij is getrouwd en heeft een kind, een mooi, jong meisje van veertien jaar, wiens opvoeding en goed-geaardheid haar ver boven haar stand uittillen. Haar vader is heel rijk op zijn manier en hij heeft zijn blekers- huis zeer verfraaid en vergroot en is de beste bleker [the first of that trade] in zijn omgeving.' De neef waar Decker het hier over heeft is de bleker Pieter de Bra. Hij was getrouwd met Catharina de Nijs en de zoon van Jacob de Bra, die in 1747 overleed. In 1757 ver kocht Pieter de Bra zijn droogberg, een hoog opgaand stuk duin waar hij zijn linnen en garen droogde, en zijn tuinland, samen 3 ha. groot, aan de vermogende Haarlemmer Francois Constantijn Druyvesteyn, die op dat moment de eigenaar was van de buitenplaats Hartenlust in Bloemendaal. Druyvesteyn liet de droogberg afgraven om het als duinzand te verkopen en liet het hele terrein met bomen beplanten. Zo ontstond er een overbos dat liep van de Boslaan tot aan de Donkerelaan achter de herbergen de Weyman en Nazareth. Weerzien De grafsteen van Catharina de Nijs (18 juni 1750) en Pieter de Bra (19 januari 1779) bevindt zich nog steeds in het kerkje van Bloemendaal, waar Decker de volgende morgen naar toe ging: 'De 19de, een zondag, gingen we naar de kerk in Bloemendaal, de plaats waar mijn vader en zijn voorvaderen zijn geboren, vanaf het moment dat zij Ons Bloemendaal, 22e jaargang, nummer 4, winter 1998 11

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1998 | | pagina 11