wederom aanleiding gaf om de Almachtige God te danken voor zijn zegeningen. De schoolmeester, mijn vroegere schoolkameraad, was zeer verheugd me te zien en nodigde ons zeer hoffelijk uit om te blijven dineren. Aangezien wij de dames met de heer Jan de Haan in Hillegom zouden ontmoeten, nodigden wij de meester en zijn zoon uit om mee te gaan, hetgeen zij deden. De heer Abraham de Haan trakteerde ons op uitstekende waterzooi en allerhande andere riviervis. Over 't algemeen genomen, was dit een bijzonder aangename dag.' Mattys Decker ging waarschijn lijk als twaalfjarige naar deze kostschool in Warmond, hij verbleef er van 1692-1693. Jan de Haan is wederom een zoon van moeder De Haan. Geslacht Crommelin 'De 21ste gingen mevrouw Feytama en ik naar Haarlem en bezochten we de heren Beusecom en Van Nirkelen, die allebei met twee nichten van mij, genaamd Roskam, zijn getrouwd. Ze zijn allebei gelukkig gehuwd en in redelijk goede doen. Op eigen gelegenheid legde ik nog twee bezoeken af, een aan burgemeester Crommelin en een ander aan admiraal Reynst. Ik werd overal uitgenodigd te blijven eten, maar sloeg alle uitnodigingen af en at thuis met slechts zes personen aan tafel. In de middag maakten we een tochtje door de omgeving en zagen we een prach tig buiten, het Clooster genaamd, dat aan een zekere heer Kops behoort, een rijke koopman uit Haarlem.' Het geslacht Crommelin is in Haarlem en omstreken welbe kend. Oorspronkelijk waren het Hugenoten, die in het laatste kwart van de 17de eeuw naar de Republiek waren gekomen. Admiraal Reynst was Jacob Reynst (1685- 1756), de zoon van een Haarlemse regent. In 1748 was hij net benoemd tot vice-admiraal in de admiraliteit van Holland en West-Friesland. Riviervis 'De 22ste gingen we 's morgens naar wat men 't Velserkwartier noemt, zo ver als de Beverwijck. Op onze weg erheen en weer terug zagen we een groot aantal fraaie buitens en om twee uur kwamen wij bij mijn neef De Bra aan. In het bleekhuis genoten we van een grootse maaltijd. Als eerste kregen we allerlei soorten voortreffelijk bereide riviervis, gevolgd door gebraad en een dessert van 22 kleine schotels. We zaten met zijn elven aan tafel. De dag werd afgesloten met een dans van 30 tot 40 meisjes en 20 mannen, die ik (naar goed gebruik) een vat sterk bier had gegeven.' 31 schotels De dag daarna gaat Decker weer terug naar Amsterdam, maar op de 25 ste juni maakt hij toch nog weer een uit stapje naar Haarlem. 'De 25ste gingen de heer Feytama, zijn vrouw en ik naar Haarlem, zagen het huis van mevrouw Froment, dineerden op Spaarnhout, de prachtige buitenplaats van mijn vroegere baas De Flines, nu in bezit van mevrouw de weduwe van David Mattheus de Neufville, die ons uitnodigde te blijven dineren en die ons het edelste en meest grandioze diner voorzette dat ik heb mogen aanzitten tijdens mijn verblijf in Holland. Er waren twee gangen van 31 schotels elk en iedere schotel was perfect opgemaakt.' Het buiten Spaarnhout, gelegen aan het Spaarne even buiten de stadsmuren van Haarlem in de Haarlemmerhout, was in 1676 het eigendom van Philips de Flines geworden. De vroegere baas van Decker was een vermogende Amsterdamse zijdehandelaar en -fabrikant. In zijn jonge jaren in Amsterdam is Decker bij De Flines in dienst geweest. De Flines was echter al in 1700 overleden. Tijdens het diner ontvangt Decker nog van alle heren dinerinvitaties, die hij echter allemaal vrien delijk afslaat, 's Avonds keert hij zeer voldaan weer terug naar Amsterdam. Londen Enkele dagen later volgt nog een verblijf van drie dagen in Beverwijk, vooral op Akerendam, de buitenplaats van Nicolaas Geelvinck, die in 1747 de regerend burgemeester van Amsterdam was. Daarna reist Decker nog heel wat af, maar hij keert niet meer terug naar Kennemerland. Op 27 augustus begint hij aan de thuisreis en op 30 augustus is hij weer thuis op St. James's Square in Londen. Decker zal echter niet lang meer van zijn reisherinneringen genieten, want op 18 maart 1749 sterft hij, een half jaar na zijn terugkeer naar Bloemendaal. Meer informatie over de kunstverzameling van de familie Decker vindt u in 'The Dutch Connection. The founding of the Fitzwilliam Museum', Cambridge, 1988. Mocht u meer willen weten over de reis van Decker in Nederland, dan kunt u 'Het Dagboek van Sir Matthew Decker', uitge geven door Bosch Keuning in 1987 erop nalezen, alhoe wel u er rekening mee moet houden dat men het in Engeland niet eens is met de interpretatie van de bewer kers van het dagboek, als zou dit een reis met politieke bedoelingen geweest zijn. Mijn dank gaat uit naar Ella DeMent, die mij opmerkzaam maakte op deze Engelse Bloemendaler. Anneke Tjan-Bakker Ons Bloemendaal, 22e jaargang, nummer 4, winter 1998 13

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1998 | | pagina 13