wandelden de meest ondernemenden naar de 'Blaauwe Trappen' maar, zo vervolgt Hoekstra: "Een groter publiek streek neer op de min of meer golvende bodem van de Schapenduinen, waar menig wandelend gezelschap het landelijk middagmaal gebruikte, dat de boerin uit de 'Schaapskooi' bereid had; vooral pannekoeken en sla nut tigde men hier op picnics." Wat later werd echter het Pannekoekenhuisje "het centrum van de wijd en zijd in het Bloemendaalsche Bos samengestroomde dagjesmen sen." Heerst hier thans vooral rust, ten tijde van de eeuw wisseling was dat duidelijk anders. Zo is duidelijk uit de door Hoekstra geciteerde Tadema: "Welk een verrukking der buitenpartijen, als de jolige troep in groote janpleziers uitreed. Aan boomen klimmen, schommelen, wippen, stuivertje verwisselen, roovertje of délivré (verlos) spelen, veel bessensap met water drinken, ontelbare krentenbrood jes en pannekoeken verorberen geen gebrek. Ieder haakte naar het oogenblik, waarop Böttger met zijn ezels voor kwam, men opsteeg en meestal stapvoets een half uur rit door het Bosch maakte. - Een groote afwisseling bracht de muziek. Het piano-orgel draaide de knappe Italiaan, wiens nog knappere vrouw, zooals we hoorden zeggen, in haar kleurige plunje met het kanten doekje op 't hoofd, in een schelp de centen ophaalde. Waren deze verdwenen, dan verscheen een harpiste met haar reusachtige, zwaar vergul de instrument, dat zij gracieus tokkelde; dan weer liet een berenleider zijn bruintje allerlei kunsten vertoonen. Pas in het donker, verlicht met lampions, keerde dan het gezelschap huiswaarts. Lustige wandelaars Een al eerdere beschrijving door Craandijk, met iets meer het accent op de aanwezigheid van 'de chic', geeft aan hoe zeer het hier een drukte van belang was: "Nog 'Het parkeerterrein van Pamassia dat plaats bood aan 400 auto's en 1500 rijwielen was al gauw te klein geworden'. Opname 5-4-1960 (GAB). wemelt de straatweg en krioelen de bospaden Zondags vooral van gansche zwermen van lustige wandelaars. Nog brengen Haarlemsche huurrijtuigen vracht op vracht naar de logementen van het dorp of aan de landelijke uitspan ningen in het Bloemendaalsche Bosch. Nog draven er rui ters en amazones en de prachtige equipages van de rijke Amsterdamsche families, die hier hun zomerresidentie hebben, gelijk de carossen der patriciërs met hun schui mende vierspan voor anderhalve eeuw door de zware zandwegen zwoegden en de vlugge rijpaarden het stof der heirbanen opjoegen, 't Is vroolijk en lustig in Bloemendaal, alsof er geen verdriet en armoede in de wereld was!" Bloemendaal nu Bloemendaal fungeert al lang niet meer als de 'uitgangs plaats voor heel Noord-Holland', zoals hiervoor geschetst. Aan een gebrek aan recreatiemogelijkheden ligt dit niet. De aanleg van de Zeeweg (omstreeks 1919) heeft sterk bijgedragen aan het drukke strandbezoek. Maar voor dege nen die van rust en natuur willen genieten, is vooral de toename van het aantal wandelgebieden van groot belang. Wandelgebieden Zo is er in de gemeente een groot aantal parken aange legd. Dit betreft in Aerdenhout: Het Wethouder Laanpark (ca. 1920) en het Mr H. Enschedépark (1912/1913). In Bloemendaal zijn er behalve het Bloemendaalse bos (met hertenkamp) ook nog Het Kopje (met uitkijktoren) en Caprera (met openluchttheater). Ook kan hier Thijsse's Hof, de door de bekende tuin- en landschapsarchitect Leonard A. Springer in 1925 ontworpen heemtuin, niet onvermeld blijven. In Overveen werden het Brouwerskolkpark (1936) en het Wethouder van Gelukpark (1958) aangelegd. Waren duingebieden voorheen afgesloten privé-domeinen, 26 Ons Bloemendaal, 22e jaargang, nummer 4, winter 1998

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1998 | | pagina 26