der Vliet was gehuwd, erfde het buiten na het overlijden
van haar vader, W. Borski. De buitenplaats diende al enige
decennia als haar zomerverblijf, maar beantwoordde niet
langer aan de nieuwe eisen des tijds. Architect C. Muysken,
de bouwmeester van Elswout in Overveen en kasteel Oud-
Wassenaar, kreeg opdracht het buitenverblijf aan te passen.
De destijds bekende tuinarchitect Petzold te Dresden ver
bond zijn naam aan het ontwerp van een nieuwe parkaan-
leg. Er werden maar liefst 82.000 dennen (Pinus silvestris)
uit Edinburgh geïmporteerd en in het gebied uitgepoot. Er
werden drie koepels gebouwd, onder andere één boven op
de berg Duinlust met uitzicht richting de Noordzee. En
langs de Zanderijvaart kwam een ijskelder.
Het personeel op Duinlust voerde het ijs met schuiten aan.
De overlevering wil dat maar liefst 9 5 keer moest worden
uitgevaren om de kelder vol te krijgen. Met wagens werd
het ijs naar de ijskelder vervoerd om in de zomer met krui
wagens naar het huis te worden gebracht. Naast privé-ge-
bruik stonden de Borski's het opgeslagen ijs ook aan zieken
in de omgeving af. De ijskelders op dergelijke buitenplaat
sen waren vaak zo groot, dat het opgeslagen ijs minstens
twee zomers meekon. Nog tijdens de Eerste Wereldoorlog
was de ijskelder in gebruik. Twee jaar na het einde van de
Tweede Wereldoorlog werd het huis aan het CIOS, een op
leidingsinstituut voor sportleraren, verhuurd en in 19S7
kreeg de Nederlandse Staat de eigendomsrechten.
De ijskelder op buitenplaats Duinlust in Bloemendaal is één
van de weinige ijskelders die deskundig is gerestaureerd. Hij
is uit steen opgetrokken en voorzien van een koepel.
Opvallend is de gigantische put, zodat de ijskelder over een
diepte van vijf meter beschikt en vanaf de bodem meer dan
acht meter hoog is. Op de bodem ligt een houten rooster,
dat moest zorgen voor de afvoer van het smeltwater. De in
richting van de ijskelder bestaat uit een toegangsruimte met
drie ruimten van vijf meter lang en meer dan een meter
breed.
Kareol in Aerdenhout
Aerdenhout werd in 1910 verrijkt met een enorm buiten,
genaamd Kareol, dat het onderkomen zou worden van de
puissant rijke Amsterdamse zakenman Julius Carl Bunge. Als
voorzitter van de Nederlandse Wagnervereniging het Bunge
het huis zo bouwen dat zij de burcht Kareol uit Richard
Wagners opera Tristan und Isolde moest voorstellen. Naar
het voorbeeld van de oude buitenplaatsen werd in het park
landschap een ijskelder opgenomen. In het verlengde van
een grote bosvijver, die in de opvattingen van Bunge de zee
moest verbeelden en waar 's winters bij vorst ijsfeesten wer
den georganiseerd, stond aan de linkerzijde een theehuis en
aan de rechterzijde een ijskelder. Deze bestond uit een
rechthoekig bouwwerk en was van een plat dak voorzien.
De voorzijde van de ijskelder kenmerkte zich door drie
boogopeningen, waarvan in de middelste de deur naar de
ijskelder was opgenomen.
Toen Bunge in 1934 overleed, leefde de legende van het
landgoed voort. Kareol werd in de jaren zeventig nog op de
Rijksmonumentenlijst geplaatst en verschillende onderdelen
van de tuinarchitectuur, zoals de tuintempel, vijver, thee
huis, ijskelder, reeks van een bloemperk en het tracé van de
miniatuurtrein werden voor provinciale bescherming voor
gedragen. Omdat een passende bestemming niet kon wor
den gevonden, werd het landgoed in 1979 weer van die
lijst afgevoerd en zou in datzelfde jaar aan de slopershamer
ten prooi vallen.
Henri Spijkerman
(Met dank voor de verstrekte inlichtingen aan mw. C.
Cramer en mw. Korthals Alt es-Van Leeuwen Boomkamp,
nieuwe en oude bewoners van Klein Wildhoef in Bloemen
daal en de heer R. Timmermans, die de huidige ijskelder
daar heeft gerenoveerd.)
BRONNEN
J. van der Aar en S. Rolle: Santpoort. Twee dorpen in de schaduw van Brederode.
Haarlem 1991.
D.D. Duursma: Ijskelders. Handleiding voor het bewaren van het ijs, de daartoe strek
kende inrichtingen en het verbeteren van bestaande kelders. Dragten 1880.
Concept-register Provinciale Monumenten Bloemendaal. Deel 2: Aerdenhout/
Vogelenzang.
J.W. van Groesbeek: Bennebroek, beeld van een dorpsgemeenschap. Zutphen 1982.
- P. Hoekstra: Bloemendaal, proeve ener streekgeschiedenis. Wormerveer 1947.
A.M.G. Nierhoff: Het landgoed Wildhoef in Bloemendaal. Haarlem 1956.
- A.M.G. Nierhoff: Bloemendaal. Langs lanen en wegen. Bloemendaal 1963.
W. Post: Buitenplaatsen van Bloemendaal. Haarlem 1992.
- A.W. Reinink en J.G. Vermeulen: Ijskelders. Koeltechnieken van weleer.
Nieuwkoop 1981.
J. de Rue en S. Daan: De activiteit van overwinterende vleermuizen in
de ijskelder te Middenduin. De Levende Natuur, 1972, 75, 265-273.
H. van Voorst Vader-Duyckinck Sander: Leven en laten leven. Een biografie van
ir. Adriaan Stoop 1856-1935. Haarlem 1994.
- J.S.M. Vrijland en C.W.D. Vrijland: De buitenplaatsen. 1939
C.W.D. Vrijland: 'Duinlust', 'Overbeek en Lindenheuvel'en 'De Rijp',
in Jaarboek Haerlem 1949, respectievelijk 1958 en 1960.
26
Ons Bloemendaal, 24e jaargang, nummer 3, herfst 2000