toen nog geen weekenddiensten, dus altijd moesten we
klaar staan. Soms gingen we een weekend weg samen want
we zagen elkaar anders te weinig bij wijze van spreken".
Bloemendaalseweg
"In 1936 zijn we verhuisd van het huurhuis van Lansdorp
aan de Rustenburgherweg naar het huis hoek Mollaan/Bloe-
mendaalseweg (waar nu de crèche is, red.). De derde baby
was er al, met praktijk en kinderen groeiden we uit het huis
aan de Rustenburgherweg. We hadden ons oog laten vallen
op 'Voorduin' en op het gewezen huis van mevrouw Kalff;
'Voorduin' werd vlak voor onze neus verkocht en toen
hoorden we opeens dat mevrouw Dudok de Wit, de moe
der van mevrouw Bierens de Haan, het huis van mevrouw
Kalff had gekocht. Toen hebben we eerst nog met Van Kem
pen tekeningen gemaakt om het huis Rustenburgherweg te
vergroten en intussen kwam Stien Bierens de Haan ons de
sleutel brengen van het huis aan de Bloemendaalseweg: haar
moeder vond het huis bij nader inzien veel te groot. Een
dag later hebben wij het gekocht. Een enig huis met die
grote gang waar de kinderen heel veel hebben geravot. Be
neden had het vier kamers, boven, negen kamers. Een groot
huis. De familie Rouwens was onze buren".
Tweede Wereldoorlog
"De oorlog naderde, het was een bewogen tijd. Ik had niet
specifiek joodse mensen onder mijn hoede en ik was ook
geen raadsman of zo"
Mevrouw Immink: "We hebben wel een tijdje onderdak
verleend aan een goede vriendin van mijn moeder, een
joodse vrouw. Ze wou geen ster dragen en toen de razzia's
kwamen heeft ze drie weken bij ons ondergedoken geze
ten".
Dokter Immink: "Wel probeerden vele mensen die in Duits
land te werk zouden worden gesteld er onderuit te komen.
Een serie maagfoto's die gemaakt zijn in het Diaconessen-
huis in Haarlem is toen goed van pas gekomen. Het waren
foto's waar de eerste de beste leek kon zien dat er sprake
was van een flinke maagzweer. De naam van de enige echte
patiënt werd van die foto's afgeknipt en de zogenaamde
patiënt liet ze aan de keuringsarts zien; de patiënt werd we
gens maagzweer afgekeurd en dus gevrijwaard en de foto's
konden weer meegegeven worden aan de volgende 'pa
tiënt'.
Bij evacuaties moest vaak ook een dokter worden geraad
pleegd om dat tegen te houden. Met meer of minder succes
kon je daar als huisarts wat aan doen.
In de oorlog zelf waren er de nodige onderduikers en daar
heb ik in de praktijk natuurlijk ook mee te maken gehad. En
wijzelf hebben ook een man en vrouw thuis gehad. Hij was
een ver familielid,
woonde eigenlijk
in Wassenaar, maar
moest daar weg. Ze
zijn hier ongeveer
een jaar geweest.
Ze mochten wel op
straat, dus echt on
derduiken was het
niet, maar we wa
ren wel voorzich
tig-
In die tijd ontstond
een betere band
met artsen onder
ling. We hadden de
behoefte om vaker bij
elkaar te komen en dat deden we dan ook regelmatig. Op
die bijeenkomsten kwamen trouwens ook marine-artsen, en
huisartsen en dokter Mees als neuroloog. We hadden elkaar
nodig, je kon niet buiten eikaars hulp om. Je moest op el
kaar kunnen vertrouwen anders kon je niet functioneren in
die tijd. Je werd er eigenlijk niet eens zo formeel in ge
kend, maar je zat in een soort medisch verzet of medisch
contact. Wamsteker was een van de grote mensen hier. Je
werkte samen, maar eerlijk gezegd heb ik nooit echt gewe
ten hoe die organisatie in elkaar zat. Er waren ook richtlij
nen en die las je natuurlijk niet allemaal. Ik had die vellen
papier in mijn tas zitten toen ik op een avond in spertijd een
patiënt moest zien onder te brengen met een acute blinde
darmontsteking. Toen werd ik aangehouden en ik dacht
nog: als ze die papieren vinden, dan is het afgelopen met
me. Gelukkig vonden ze die niet. Ik moest naar het nood
hospitaal - gevestigd in het hotel 'Vanouds het Raadhuis'-
om daar een laboratoriumonderzoek te doen en toen ben ik
even overgestoken naar apotheker Van Ham en die heeft die
papieren onder het kleed van zijn huiskamertafel gelegd.
Difteriepatiënten konden overigens ook terecht in dat nood
hospitaal, hoewel de officiële difteriebarak gevestigd was in
het oude gebouw van het EG in Haarlem".
De vrouw in het WG
"Mijn vrouw en kinderen waren al op vakantie gegaan naar
Epe, waar we voor vier weken een huis hadden gehuurd.
Een dienstmeisje was nog thuis en verder niemand. Op een
prachtige zomerse vrijdag kwamen op het middagspreekuur
ineens meneer De Jong, directeur Publieke Werken in
Bloemendaal, en zijn zoon Cees binnen. Zij hadden te ma
ken met ondergronds werk, dat wist ik heel goed. Meneer
De Jong kwam mij om hulp vragen. Er was een patiënte
Ons Bloemendaal, 24e jaargang, nummer 4, winter
2000
13