omliggende gemeenten, omdat het gemeentebestuur de be
schikbare terreinen geschikt vond voor middenstandswo
ningen, maar te mooi voor arbeiderswoningen".
Coöperatieve woningbouwvereniging
Ons Huis
Omdat de corporaties niet langer konden terugvallen op het
subsidiestelsel, werd in Bloemendaal bij notariële akte van
4 juli 1924 een coöperatieve woningbouwvereniging opge
richt. Anders gezegd zouden de huizen na verloop van tijd
eigendom van de leden worden. De bekende Bloemendaalse
horeca-exploitant Gerrit Hoffschlag werd voorzitter. De
vrouw van deze uit Meppel afkomstige ondernemer dreef in
hun woon-winkelhuis aan de Zuider Tuindorplaan een klein
kruideniers- en broodwinkeltje. Hijzelf zou het, wat bij de
opening van de Zeeweg in 1921 eens als bijverdienste met
een ijscokar begon, uit laten groeien tot de exploitatie van
zowel restaurant De Uitkijk bij 't Kopje van Bloemendaal als
paviljoen Het Witte Huis aan de Zeeweg.
Met de toepasselijke benaming 'Ons Huis' vroeg deze ver
eniging in 1924 aan de gemeente een geldlening voor de
bouw van 41 arbeiderswoningen aan de Hospeslaan, de
Denys van Hullelaan en de Lambrecht van Dalelaan in Over-
veen. Het gemeentebestuur meende dat de leden van Ons
Huis al behoorlijk gehuisvest waren en wenste aanvankelijk
geen financiële risico's te lopen. Er was geen behoefte aan
zoveel arbeiderswoningen, want, zoals een raadslid beweer
de, "door maar steeds arbeiderswoningen te bouwen wer
den de werklozen naar deze gemeente gelokt".
In gemeentekringen werd de doelstelling van een coöpera
tieve vereniging afgewezen. "Voorop zij gesteld dat wij nog
altijd de mening zijn toegedaan, dat het niet ligt op den
weg van de gemeente, om bij voorschot gelden te verstrek
ken, teneinde enkele ingezetenen en zelfs niet-ingezetenen
aan een eigen huis te helpen". Men zou daarmee kunnen
meewerken aan het kweken van kapitalisten...
Toch ging de gemeente na een aantal langdurige raadszittin
gen in juli 1924 over tot het verlenen van een gemeentelijk
voorschot van 126.000,-, terwijl het rijk een bouwpremie
toekende. De bouwgrond werd tegen een uitzonderlijk kor
te termijn van 1S jaar in erfpacht uitgegeven, dat wil zeggen
totdat de benodigde gelden voor de aankoop door de leden
van Ons Huis bij eengespaard zouden zijn. Als voorwaarde
dienden de toekomstige bewoners ingezetene van Bloemen
daal te zijn of economisch verbonden met de gemeente.
Deze bewoners stortten inmiddels iedere week reeds één
gulden in hun bouwfonds. Bij de annexatie van het Ramp-
laankwartier door de gemeente Haarlem in 1927 nam deze
alle rechten en plichten, zoals financiële regelingen en de
erfpacht, van de gemeente Bloemendaal over.
Herziening uitbreidingsplan
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hadden in april
1924 in een 'brandbrief aangedrongen op een spoedige
herziening van het uitbreidingsplan van de gemeente Bloe
mendaal. Het grote aantal partiële wijzigingen van het oude
plan, dat nog door de nationaal bekende landschapsarchitect
Springer was ontworpen, noopte hiertoe. Op advies van de
inspecteur van de volksgezondheid werden deze werkzaam
heden opgedragen aan ir. Jos Cuypers, die ook gemeentelijk
adviseur in andere omliggende gemeenten was, zoals Haar
lem, Heemstede en Schoten. Daarnaast maakten nog zo'n
veertig andere gemeenten van zijn diensten gebruik.
Er was veel kritiek op de wijze waarop Bloemendaal zich de
laatste decennia had uitgebreid. "Een ieder die uitbreiding
te Bloemendaal zag was het er over eens dat Bloemendaal
hartgrondig bedorven werd"Men had hoge verwachtingen
van Cuypers, die overigens ver weg in Roermond woonde.
"Het was een feit dat Heemstede naarmate zij zich uitbreid
de mooier en Bloemendaal lelijker werd. Er werd hier geen
rekening gehouden met het natuurschoon, men legde hier
een liniaal op de kaart en trok een lijn van het ene naar het
andere punt. Een water werd eenvoudig gedempt en de bo
men werden omgehakt".
M otie-Sch u Iz
Reeds eerder is ter sprake gekomen dat de Bloemeirdaalse
bestuurders liever geen nieuwe arbeiderskwartieren zagen
komen. Voordat met de gesubsidieerde volkswoningbouw
werd begonnen, waren de arbeiderswijken in Bloemendaal
tussen de Boslaan en de Donkerelaan en die in Overveen op
Rolland en aan de Dompvloedslaan gesitueerd. Reeds be
stonden tegen sommige bestaande, kleine arbeidersbuurten,
waaronder met name de Dompvloedslaan, overwegende be
zwaren.
Bij het opstellen van uitbreidingsplannen bleek dat de ge
meente weigerde aan te geven waar arbeiderswoningen
mochten komen. Opvallend was dat de meeste arbeiderswo
ningen in de periferie van de bebouwde kommen werden
neergezet. Menig raadslid zou die woningen "liever wat
meer in het centrum van de gemeente zien verrijzen". Ook
de gemeentelijk adviseur Cuypers en raadslid Schulz bepleit
ten een dergelijke spreidingspolitiek.
"Het aanzien van de gemeente behoefde er niet door ge
schaad te worden." Alhoewel meerdere raadsleden kleine
groepen arbeiderswoningen in verschillende delen van de
gemeente "niet lelijk" vonden, betwijfelde het bekende
raadslid en latere wethouder J.C. Laan "of een arbeider er
wel prijs op stelde om te wonen op een plaats waar hij alles
duur moest betalen. Zouden arbeiders niet veel liever gezel
lig bij elkaar willen wonen, zodat zij op zijn tijd een buur-
Ons Bloemendaal, 25e jaargang, nummer 3, herfst 200 1
15