Woonwagenkamp en woonschepenligplaats aan de Leidsevaart, 1964.
mendaalse raad stelde op 20 januari 1921 een woonwagen
verordening vast. Daarin werden de bermen van de Bekslaan
in Vogelenzang aangewezen als enige toegestane verblijf
plaats voor woonwagens in de gemeente. Een paar jaar later,
in 1925, werd ook een standplaats aan de westelijke berm
van de Zilkerweg toegestaan. Naar aanleiding van klachten
van omwonenden werd het kamp in 1939 verplaatst naar de
Leidsevaart, alwaar ook ruimte kwam voor woonschepen.
Sedertdien werd een staangeld van één gulden per week ge
heven, met het gevolg dat er bij de opening van het kampje
geen enkele wagen meer stond.
Gemeentelijk grondbedrijf
De grondexploitatie door de commissie voor de terreinen
liet veel te wensen over. Vanuit de raad kwam in 1920 het
verzoek een gemeentelijk grondbedrijf in te stellen en dit
leidde tot de oprichting van een adviescommissie. Zolang
echter de gemeente "nog zo weinig gronden had" keerde
burgemeester Jhr. Bas Backer zich volstrekt tegen de oprich
ting van een dergelijke gemeentelijke instelling, zoals die
ook elders met name door de sociaal-democraten werd
voorgestaan. In Bloemendaal gebeurde dat door het raadslid
Noorman, die meende dat de baten van een grondbedrijf
voor nieuwe woningbouwprojecten konden worden aange
wend, zodat hier wel degelijk kansen voor een goede volks-
huisvestingspolitiek waren weggelegd.
Annexatie door Haarlem, 1927
Als gevolg van de annexatie van 1927, waarbij Haarlem de
len van de gemeente Bloemendaal annexeerde, waren zo
goed als alle gesubsidieerde volkswoningen in Overveen naar
Haarlem overgegaan. Arbeiderswoningbouw was daardoor
na de totstandkoming van die annexatie één van de meest be
langrijke politieke onderwerpen in Bloemendaal. Maar zoals
bekend, leek het grootste probleem voor de gemeente Bloe
mendaal nog altijd dat het onmogelijk was voor de woning-
bouwwerenigingen om geschikte grond in handen te krijgen.
"Waar het in deze gemeente altijd direct op afstuit is het ge
mis aan geschikt bouwterrein", merkte een raadslid teleurge
steld op.
Er deed zich onverwachts echter alsnog een gelegenheid
voor, toen in de plannen voor het nieuwe bestuurscentrum
- met raadhuis, politiebureau en een openbare school - dat
aan het begin van de Zeeweg zou moeten verrijzen, ook
ambtenaren- en arbeiderswoningen werden opgenomen.
Maar gezien de grote urgentie die aan volkshuisvesting werd
toegekend, werden de woningbouwplannen ook afzonderlijk
behandeld. De schadeloosstelling voor de annexatie die Haar
lem nog moest uitkeren zou de financiële speelruimte aan
merkelijk vergroten.
Intussen kreeg een aantal bekende architecten in 1929 de
vraag aan een prijsvraag mee te doen. Daarna mocht de Haar
lemse architect C.J. de Blaauw zijn ontwerp verder uitwer
ken. Maar helaas kon men later, als gevolg van de in alle lie
vigheid losgebarsten economische crisis in de jaren dertig,
niet tot de realisering van de zeer ambitieuze plannen over
gaan. In plaats daarvan werd naar een tijdelijk nieuw raad
huis in een bestaande villa uitgeweken en ook voor de andere
onderdelen in het plan werd elders naar een oplossing ge
zocht.
18
Ons Bloemendaal, 15e jaargang, nummer 3, herfst 2001