ll
De wederopbouw
Volksvijand nummer 1
Zoals we hebben gezien, veroorzaakte de Tweede Wereld
oorlog een langdurige stagnatie van de nieuwbouw.
Alhoewel officiële cijfers ontbreken, omdat statistische ge
gevens tijdens de oorlog niet meer bekend werden gemaakt,
viel na de oorlog een schrikbarende woningnood te consta
teren. Aanvankelijk kon de overheid weinig anders doen
dan de bestaande woningvoorraad zo efficiënt mogelijk be
nutten en hopen op die manier de grootste nood te lenigen.
Het plaatsen van noodwoningen werd niet als een gewenste
oplossing gezien. Men vond dat dit type woning een te slech
te invloed had op het niveau van wonen. De rijksoverheid
propageerde het bouwen van zogenoemde minimumwonin
gen, huizen die slechts in de allernoodzakelijkste woonbe
hoefte voorzagen.
De schaarste aan bouwmaterialen deed zich direct'na de oor
log nog in alle hevigheid gelden. Nog jarenlang was er spra
ke van distributie en konden de reeds in de oorlogsjaren ge
maakte plannen lange tijd niet worden uitgevoerd, bijvoor
beeld die van Bloemendaal-Noord voor woningbouw aan de
Donkerelaan.
Het gebruik van houten vloeren en raamkozijnen was in
1946 nog onmogelijk. E11 het vervangende cement voor vloe
ren werd vooralsnog niet gebruikt.
Ook het noodzakelijke onderhoud aan de woningen werd
problematisch. Met grote moeite konden de huizen nog aan
fir-'?/*
De heer W. Noorman.
de buitenkant worden opgeschilderd. Behang daarentegen
was in voldoende mate te verkrijgen, zodat na vele jaren
weer in elke woning één kamer kon worden behangen.
In zijn algemeenheid kan vervolgens ook van de jaren vijftig
gezegd worden dat als gevolg van de woningnood een don
kere schaduw over de Nederlandse samenleving lag. Nog
steeds bleef de overheid de woningnood als 'volksvijand
nummer één' beschouwen. In heel Nederland kreeg woning
bouw de hoogste prioriteit en daarom was matiging van ove
rige bouwactiviteiten noodzakelijk. Met allerlei regelingen op
het gebied van de contingenteringen ging de overheid zich
steeds intensiever met volkshuisvesting bezighouden. Daarbij
ging alle aandacht uit naar de productie en was er nauwelijks
oog voor meer kwaliteit. Men spreekt in dit verband wel van
'massawoningbouw'. Om in een hoog tempo zo efficiënt
mogelijk woningbouw te plegen, werd onder andere gepro
fiteerd van systeembouw.
Eind jaren vijftig diende zich op landelijk niveau een nieuw
aspect van volkshuisvesting aan, dat van de verstedelijking
van grote stukken van Nederland. Tegelijkertijd stelde de ver
hoogde welvaart steeds hogere eisen aan de nieuwbouw.
Overlijden W. Noorman
Onmiddellijk na de oorlog verzocht de teruggekeerde bur
gemeester Jhr. Den Tex het vooroorlogse raadslid Noorman
rapport uit te brengen over de stand van zaken bij de Bloe-
mendaalse corporaties. Het nijpende woningtekort moest in
kaart worden gebracht en men wilde inzicht krijgen in actu
ele woonbehoeften. Dit werd één van Noormans laatste ac
tiviteiten, want op 12 december 1946 overleed hij plotse
ling. Noorman had destijds de aanzet tot de oprichting van
Bloemendaal-Noord gegeven en was nadien onafgebroken
als voorzitter bij de vereniging betrokken geweest. In juni
van hetzelfde jaar had hij nog zijn 25-jarig jubileum als be
stuurslid gevierd. De plaatsing van een gedenksteen en het
feit dat een gedeelte van de Noordlaan in 1951 werd omge
doopt in 'Wietze Noormanlaan' moest de Bloemendaalse
bevolking blijvend aan de enorme inzet van Noorman voor
de sociale woningbouw doen herinneren.
Een opvolger van hetzelfde kaliber, die ook op bouwkundig
gebied leiding zou kunnen geven, was niet zo maar voor
handen. Schulz, Noormans fractiegenoot, stelde zich tijde
lijk tot de jaarvergadering beschikbaar om als voorzitter op
te treden. Maar dan wel met naast hem de Bloemendaalse
ingenieur C.A. de Yassy als nieuwe technisch adviseur. Met
de opvolging als voorzitter door D. Roos in 1948 zouden
werknemers van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf in
Noord-Holland (PEN) een steeds grotere rol in het bestuur
van Bloemendaal-Noord gaan spelen.
26
Ons Bloemendaal, 25e jaargang, nummer 3, herfst 200 1