In 1947 bouwde de gemeente acht door architect Van Asdonk ontworpen
woningen aan de Tetterodeweg.
paard ging aan een sterk stijgend aantal geboorten, stapelden
de moeilijkheden zich op. Daarom was reeds in de loop van
het jaar 1947 door B&W een ontheffingsmogelijkheid inzake
woningsplitsing in het leven geroepen. Tijdelijk, in ieder ge
val tot 1 januari 1950, werden de bebouwingsvoorschriften
versoepeld. Eengezinswoningen mochten voor bewoning
door meer dan één gezin worden ingericht om zodoende
extra mensen te kunnen huisvesten. Als bijdrage aan een ge
deeltelijke oplossing van de woningnood werd door de
overheid een 'premieregeling woningverbetering en -split
sing' geïntroduceerd. Voor de uitvoering van dit besluit stel
de de raad in mei 1948 een krediet van tienduizend gulden
beschikbaar.
Voor het oplossen van alle medische problemen die inkwar
tiering en dubbele bewoning met zich meebrachten, stelde
de raad financiële middelen beschikbaar. Hiermee kon men
een 'controlerend geneesheer' of wat wij tegenwoordig een
vertrouwensarts zouden noemen bekostigen.
Op grond van het Koninklijk Besluit van 28 juni 1947, dat
regels voor de financiering van noodwoningen gaf, deed de
gemeente in 1948 een beroep op financiële bijstand van het
rijk. Dit had betrekking op het eerste naoorlogse woning
bouwproduct dat in oktober 1945 in de vorm van een opge
trokken houten noodwoning aan de Tetterodeweg in Over-
veen verrees. Anders dan in Haarlem, waar verspreid over de
stad tijdens en direct na de Eerste Wereldoorlog tientallen
noodwoningen waren geplaatst, was men in Bloemendaal
nauwelijks met het fenomeen noodwoning bekend. Omdat
de toegestane bewoningsduur steeds verlengd werd, kwam
deze noodwoning na diverse verbouwingen uiteindelijk in
het woningbezit van Brederode terecht.
Met de provincie waren de verhoudingen enigszins bekoeld
geraakt. Er was onenigheid over de huisvesting van gepen
sioneerde provinciale ambtenaren en de departementen
eigenden zich eigenmachtig woonruimten toe ten behoeve
van rijksgenoten en het Marinehospitaal.
Bouwactiviteiten
De woningbouwverenigingen werkten hard aan nieuwe
bouwplannen. De echte bouwstroom kwam in de praktijk
echter maar langzaam op gang. Daarbij voerde de overheid
in die plannen herhaaldelijk wijzigingen en bezuinigingen
door alvorens de bouwvergunning te verlenen. Daarnaast
hadden spanningen op de arbeidsmarkt een nadelige invloed
op het tempo van de bouw.
Omdat Bloemendaal niet tot de 'geteisterde gebieden' kon
worden gerekend, mocht men voorlopig geen volkswonin
gen realiseren. De bouw van woningen aan de Donkerelaan,
waarvoor de plannen door Van Asdonk tot in het laatste oor
logsjaar waren bijgewerkt, moest dus worden uitgesteld.
Na talrijke wijzigingen in de schetsontwerpen, ingegeven
door zowel de Woningwet- als de schoonheidscommissie,
begon de gemeente in 1947 met de bouw van acht door Van
Asdonk ontworpen arbeiderswoningen aan de Tetterodeweg
in Overveen. Het ingediende verzoek om een rijksvoorschot
werd omgezet in een geldlening door de gemeente bij het
Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds. Een woningbouwplan
voor het nabijgelegen terrein tussen de watertoren van de
Haarlemse waterleidingmaatschappij en de spoorlijn Haar-
lem-Zandvoort werd nimmer gerealiseerd.
Na aandrang op spoed vanuit de raad leverde Bloemendaal-
Noord in 1 948, op een terrein omgeven door de bebouwing
van de Bos en Duinlaan en de Boslaan te Bloemendaal, twaalf
woningen op voor ouden van dagen. J. de Jong Czn., direc
teur van publieke werken, kan als de initiatiefnemer hiervan
worden vermeld. Het complex was in een trapeziumvorm
gegroepeerd die aan de zuidzijde open, was zodat de zon er
de hele dag in kon schijnen. Daarom kreeg de voormalige
speelplaats naar een idee van architect Van Asdonk de toe
passelijke benaming 'Zonnehof. Dat de woningen beschik
ten over centrale verwarming was voor die tijd een unicum.
De bouw was bij onderhandse aanbesteding voor een bedrag
van 74.500,- gegund aan een aannemer uit Hillegom. De
gemeente verstrekte een grond- en bouwvoorschot, terwijl
tevens een geldlening van ruim negentigduizend gulden bij
een particuliere bankinstelling was afgesloten. De grond was
zoals gebruikelijk in erfpacht aan de woningbouwvereniging
verstrekt. Deze woningen waren uitermate geschikt om
doorstroming te bevorderen.
De Centrale Dienst van de Wederopbouw en de Volkshuis
vesting stelde een huurprijs van rond de vier gulden vast.
Omdat de gesubsidieerde centrale verwarming al snel een
zorgenkind bleek - de brandstof werd steeds duurder - voeg
de men in juli 1951 een toeslag van ƒ1,50 per week aan de
28
Ons Bloemendaal, 25e jaargang, nummer 3, herfst 2001