uit het begin van de 1 7de eeuw zijn onder anderen
te noemen: Esaias van de Velde, Jan van de Velde II,
Hercules Seghers en Pieter Molijn, later gevolgd
door onder anderen Salomon van Ruysdael en
Cornelis Vroom. De bloeitijd vormde de tweede
helft van de 1 7 de eeuw, met als hoogtepunt het
werk van Jacob van Ruisdael. Hij geeft in schilder
achtige schoonheid het authentieke landschap weer
en geeft het drama. Ook voor de vele gezichten op
Haarlem, die hij in zijn latere periode geschilderd
heeft, geldt dit. Het zonlicht breekt door de bewolk
te hemel - de stad, nietig, maar toch dominant op de
achtergrond. Het landschap draagt de stad, en daar
mee blijkt Ruisdael voorganger van een andere
manier van kijken.
In de 1 7de eeuw had het landschap nog vooral eco
nomische functies. De blekerijen bepalen, ook op de
schilderijen van Ruisdael, het beeld. De recreatieve
functie krijgt in de 18de eeuw nadrukkelijk beteke
nis, als steeds meer buitenplaatsen met bijbehorende
tuinen tot ontwikkeling komen. Ook hier heeft
Kennemerland een voortrekkersrol. In Nederland
was Johannes Georg Michaël (1730-1800) waarschijnlijk de
eerste tuinarchitect. Hij werkte voornamelijk op buiten
plaatsen in de binnenduinrand en ontwierp strak geometri
sche barokke tuinen - de natuur als ingrediënt voor een
beheerste compositie. In de tweede helft van de 18de eeuw
deed de landschappelijke stijl zijn intrede, de tuinen en par
ken werden aangepast aan een ideaal van het natuurlijke. De
Zochers en L.A. Springer hebben toen hun stempel gedrukt
op het landschap zoals wij dat nu nog kennen.
-
Gezicht op Haarlem, Jacob van Ruisdael (doek, 62xSS cm, Kunsthaus Zurich).
ten, wanneer wij den wensch uitspreken, dat onze grote
buitens, de fraaie duinzoom, het duin zelve, in goeden
vorm zoveel mogelijk behouden mogen blijven voor nu
en altijd. Laat ons hopen, dat de erge fouten die begaan
zijn, ons nuttige wenken kunnen verschaffen voor de toe
komst. Want nog is Bloemendaal rijk en schoon en meer
dan ooit beseffen wij, dat het een heilige plicht is voor
gemeentenaren en gemeentebestuur, om dien rijkdom en
schoonheid te bewaren, te vermeerderen."
De cultuurhistorische betekenis van Kennemerland is van
doorslaggevende betekenis geweest voor de ontwikkeling
van de beleving van natuur en landschap in Nederland. Dit
erfgoed moet worden gekoesterd en behoed. Tegelijkertijd
is het landschap een dynamisch gegeven. Dat, en het betrek
kelijke economische belang maken het kwetsbaar.
In de 19de en 20ste eeuw blijft Kennemerland een geliefde
vestigingsplaats voor de stedelijke elite. Steeds meer mensen
kunnen het zich veroorloven zich hier te vestigen.
Aanvankelijk voegt dat een kwaliteit toe, die van de nieuwe
villawijken waar Zocher en Springer nog de hand in had
den. In de 20ste eeuw komt het gebied echter in toenemen
de mate onder druk te staan. Kennemerland, als tuin van de
randstad, dreigt het slachtoffer te worden van zijn ligging.
Jac.P. Thijsse waarschuwt al in 1926 de burgers van
Bloemendaal: "Onze gemeente heeft betekenis voor heel
Nederland en het hoeft daarom geen hersenschim te hee-
Aan het begin van de 21 ste eeuw heeft zich het besef van de
betekenis van cultuurhistorie en natuurbeleving in de ver
stedelijkte samenleving verdiept. In plandocumenten nemen
deze aspecten nadrukkelijk een plaats in. Ook in Kennemer
land is dat het geval. Behoud en versterking van de aanwezi
ge waarden in het steeds veranderende landschap is een be
langrijk thema. De expositie in het ABC Architectuurcen
trum vestigt hier de aandacht op. Het is de hoogste tijd
weer vanuit het perspectief van Ruisdael te kijken en de
dynamiek die de binnenduinrand kenmerkt vorm te geven.
Rob van Aerschot
Ons Bloemendaal, 26e jaargang, nummer 2, zomer 2002
35