Een eeuw terug
Door Wim Post
Bloemendaal had in het begin van de 17de eeuw nog niet het
aanzien van een 'dorp'. Daarvan kon, gezien het beperkte aantal
woningen, nog niet worden gesproken. Wel was er al 'De Buert',
later Vöorbuurt genoemd, gelegen nabij het huidige café
't Hemeltje. Enkele woningen en werkplaatsen vormden, samen
met opstallen van blekerijen, rond deze herberg en het daar
tegenover gelegen haventje het eerste buurtschap van Bloemen
daal. Wat later ontwikkelde zich een tweede buurtschap, de
zogeheten Kerkbuurt, rond de in 1636 gebouwde Hervormde
Kerk aan het Kerkplein.
H a rt e n I u st
In de Gouden Eeuw konden welvarende kooplieden en
'bestuurderen' zich in Bloemendaal een hofstede of buiten
plaats permitteren - vooral bestemd om er de zomermaan
den aangenaam door te brengen. Haarlemmers die hier een
blekerij bezaten, alsook kooplieden en brouwers, kochten
hiertoe in deze contreien gronden aan - blekerijen, weilan
den en stukken 'wildernis'. Eén van hen was Michiel de
Wael (1 596-1 659). Hij behoorde tot de Haarlemse elite en
bekleedde hoge posities. Zo bezat hij bijvoorbeeld enkele
brouwerijen en was hij onder meer officier bij de schutterij.
Voorts was hij schepen en ook enige tijd burgemeester van
Haarlem. De Wael legde bij de tegenwoordige Vijverweg de
riante hofstede 'Hartenlust' aan met een oprijlaan vanaf de
dorpsstraat, een koetshuis en een tuinmanswoning en voor
al met een prachtig park en bos. Dit zomerverblijf breidde
hij later tot aan het Kerkplein uit met twee overbossen - aan
de overkant van de weg.
Na zo'n twintig jaar van zijn buitenplaats te hebben geno
ten, verkocht hij deze aan zijn stadsgenoot Hercules Schatter
(1620-1658). Achteraf gezien is deze Schatter slechts het
begin van een lange reeks elkaar opvolgende eigenaren, wel
dertien in getal. Jan Borski (1807-1891) en zijn echtgenote
Olga E. Sillem (1814-1899) zijn de laatste bewoners. Hun
huwelijk blijft kinderloos. Na hun overlijden komt er een
einde aan deze 40 ha grote buitenplaats.
Het herenhuis aan de Vijverweg, in 18471848 door Borski
nog vernieuwd, verandert in een hotel, met 3ha park, en
zowel de gronden ten oosten van de dorpsstraat als de twee
overbossen komen in 1898 in de verkoop.
Woningbouw
Op een tijdperk van rust en stilte volgt expansie en bedrij
vigheid, nu de N.V. Bloemendaalse Exploitatie Maatschappij
hier als ontwikkelaar aan de slag gaat. In Laag-Hartenlust
(het gebied tussen Kerkplein, dr. Dirk Bakkerlaan, Bloemen-
daalseweg en de spoorlijn Haarlem-Uitgeest) en Hoog-
Hartenlust (westelijk van de dorpsstraat) legt men nieuwe
wegen aan, bakent men bouwpercelen af en bouwt men bij
wijze van smaakmaker ook enkele woningen. Hartenlust
was daarmee overigens niet het enige buiten dat plaats
maakte voor woningen. Eerder waren op soortgelijke wijze
enkele villaparken tot ontwikkeling gekomen, zoals het
'Bloemendaalse Park', 'Duin en Daal', 'Groot Zomerzorg' en
het 'Duinlustpark'. Dergelijke bestemmingswijzigingen
waren deels het gevolg van de economische terugval in de
1 8de en 19de eeuw, die er debet aan was dat landgoed-
bezitters de kosten van onderhoud niet meer konden op
brengen. Woning- en villabouw gaf uitzicht op een beter
profijt. Dankzij de toen aangelegde spoorlijnen, trambanen
en busverbindingen lag Bloemendaal niet meer geïsoleerd
en kon het zich ontwikkelen tot een aantrekkelijke
forensenplaats.
De dorpsstraat
Dat omvang en karakter van Bloemendaal veran
derden, ligt voor de hand. Voorheen vond de loka
le, ambachtelijke bevolking voor een groot gedeel
te werk op de buitenplaatsen. Mannen waren er
koetsier of tuinman of werkten op de boerderijen,
vrouwen hielpen er in de huishouding. Voorts
boden de buitens werk voor de lokaal gevestigde
vaklieden, zoals de wagenmaker, de smid, de aan
nemer, de metselaar, de schilder, de stalhouder, de
bakker en de kruidenier. De ontwikkeling tot
forensengemeente vergde vanaf het begin van de
20ste eeuw nieuwe voorzieningen of uitbreiding
van de bestaande. Men denke aan scholen, kerken,
Olga Emilie Sillem (1814-1899) en Jan Borski (1807-1891), foto Iconografisch
Bureau Den Haag.
Ons Bloemendaal, 28e jaargang, nummer 4, winter 2004
5