Jagen in ons Bloemendaai Enkele grepen Door mr. C.W.D. Vrijland Na het lezen van een levensschets van de Franse generaal Dumouriez (1739-1823) bleef mij bij een opmerking over diens grootvader. Deze was lakei geweest bij de blijspeldichter Molière (1622-1673). Hij had tweeëndertig wettige kinderen - uit hoeveel huwelijken ver meldt de historie niet. Wel is bekend, dat onder hen vierentwintig zonen waren. Ik dacht toen aan een platte zegswijze: 't is bij de konijnen af". De ophef in afkeurende zin die de media tegenwoordig aan de dag leggen als het gaat om alles wat met jacht, dus ook die op konijnen, te maken heeft, bracht mij er toe daar eens naar te kijken, beperkt tot het gebied ten westen van Haar lem, weleer behorend tot wat eens het omvangrijke land goed Elswout vormde. In een vogelvlucht volgen nu enkele aantekeningen uit schriftelijke bronnen. Eigen herinneringen zullen eveneens in aanmerking komen. Zonder deze is het leven arm. Zij immers doen ons beseffen dat altijd en overal het verleden om ons heen is. Dat geeft een gevoel van ononderbroken samenhang. Uit de voorhanden stof zullen slechts enkele grepen worden gedaan, derhalve een aaneenschakeling van losse momenten. Genesis 9, vers 7 Vooreerst kwam hierboven het konijn ter sprake. De vraag rijst waar het oorspronkelijk vandaan komt. De Romeinen lijken het te hebben aangetroffen in Spanje en ook hier en daar in Griekenland. Zij namen het mee naar de noordelijke gebieden van hun rijk en hebben het daar uitgezet. De konijnen bij uitstek hebben zich gehouden aan het ge bod vervat in Genesis 9, vers 7 om vruchtbaar te zijn en zich te vermenigvuldigen. De droge zandbodem van de dui nen bood daartoe alle gelegenheid. Moederkonijnen brach ten een talrijk nageslacht voort: vier worpen jaarlijks met elk vier tot acht jongen. De duinbegroeiing ondervond in toe nemende mate schade. De zeewering leek gevaar te lopen. Verstuivingen en overstuivingen van de lage landen, de venen, kwamen herhaaldelijk voor. Dat benadeelde hen die langs de duinrand met moeite een armelijk gewas verbouw den, dat aan de vraatzucht van de konijnen ten prooi viel. De Staten van Holland en ook de plaatselijke overheden, begonnen geleidelijk maatregelen te nemen om schaden te beperken. Al snel werd een scheiding gemaakt tussen twee soorten duin, de zogenoemde 'ziende' en de 'blinde' dui nen. De laatste werden klingen genoemd. Voor de eerste categorie, waarin konijnen voorkwamen, moest belasting worden betaald. Voor de tweede, waarin konijnen geacht werden te zijn uitgeroeid, was die niet verschuldigd. De grondeigenaars verzochten nu de Staten grote delen van hun duinen als klingen aan te slaan, bewerende dat die duingedeelten konijnloos waren. Oogluikend stonden ze hun duinmeiers toe er een redelijke hoeveelheid konijnen te handhaven. Dat werd dan vanzelfsprekend in de pachtsom verdisconteerd - een manier om meeropbrengst te krijgen. De schade door de vraat van de konijnen nam derhalve nau welijks af. Met die situatie waren de bewoners van de omliggende dor pen gebaat. Zij verzorgden het planten van helm op versto ven plekken en hadden daaruit niet onbelangrijke inkomsten. 'Der Lauscher', jachtstandbeeld bij de Kaiservilla in Bad Ischl, Salzkammergut (foto collectie Vrijland). Een sprint in de tijd Eind 18de, begin 19de eeuw komt er een grote ommekeer. De overgeërfde voorrechten van een oude oligarchie wor den afge schaft. Aan het stadhouderlijk bewind komt een einde. De basis wordt gelegd voor onze recht staat. De eco nomische vrij- 12 Ons Bloemendaal, 29e jaargang, nummer 2, zomer 2005

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2005 | | pagina 12