een drift de jachtbuit gering zijn.
Willem Borski III heeft op uitnodiging veel
gejaagd in Schotland en Engeland. In de Schotse
Hooglanden werd red grouse (sneeuwhoen)
bejaagd vanuit een soort kleine geschutsopstel-
lingen, halfronde walletjes van stenen waarach
ter de jager zich posteerde.
In de loop des tijds werden in het duin de drijf
jachten een gewoonte, vooral toen het uitge
strekte Jachtduin onder Bloemendaal, grenzend
aan Duin-en-Kruidberg aan het Elswoutse ge
bied werd toegevoegd. Toen ook werden op
hoge duintoppen houten uitzichthuisjes ge
bouwd, van waaruit de jachtopzieners het op
rukkend gilde van stropers in de gaten konden
houden. Met carbidlantaarns verlamden die het
zicht van de konijnen. Deze bleven stil zitten en
werden met een bepaalde greep gedood.
Op 16 november 1877 was er op Elswout bin
nen de rasters een parkjacht met tien geweren.
De uitnodiging daartoe was op gedrukte kaar
ten verzonden: 'Monsieurest prié d'assister
a une battue dans les bois d'Elswout le
1877 a neuf heures'. Tijdens zo'n jacht droegen
de drijvers de voor die gelegenheden uitgereik
te hobbezakken, lange wijde jassen van zeil
doek, groen gekleurd met rode opslagen rond
de mouwen. Dat leverde het volgende tableau:
101 fazantenhanen, 7 hennen (bij vergissing
geschoten), 82 hazen, 76 konijnen en 18 houtsnippen. De
dag tevoren waren de konijnsgaten gestopt met in carboli-
neum gedrenkt papier. De stank daarvan dreef de konijnen
naar buiten, waar ze dan zo'n vierentwintig uur bleven. De
chef-jachtopziener werd bevolen niets te vertellen wat de
grote haast verklaarde die hij aan de dag legde om dit resul
taat overal rond te bazuinen. Rond twaalf uur was in de
grote vestibule van het huis Elswout een déjeuner met de
dames aangericht. Het jachtpersoneel kreeg in één van de
stallen erwtensoep opgeschaft met bier.
In de jaren daarna begint de hoeveelheid wild af te nemen.
Op 1 6 november 1885 worden slechts 1 2 hanen, 28 hazen,
58 konijnen, 4 patrijzen en 1 houtsnip bemachtigd. Hier
kwamen zes geweren aan te pas: David van der Vliet (van
Duinlust Gérard van der Vliet (van Vaart-en-Duin), Mr. J.
Luden (schoonzoon van eerstgenoemde), Thomas Wilson
(van het Hillegomse Elsbroek) en jhr. Teding van Berkhout.
Op 24 november 1887 had de parkjacht een opvallende
deelnemer: Johannes Emil van der Vliet, de zeer zwak be
gaafde tweelingzoon van David van der Vliet en Anna
Borski. Altijd kreeg hij de slechtste posten. Voor het laatst
De Blonde Duinen, Verkade-album van Jac. P. Thijsse, Zaandam 1911.
deed hij mee aan een jacht op 26 november 1889. Drie jaar
later werd hij krankzinnig verklaard, met zijn zwager Luden
als curatorIn droeve verlatenheid en aan toen gebruike
lijke barbaarse behandelingen bloot gesteld, dag en nacht
bewaakt en bespied door twee broeders diaconen, stierf hij
in 1939 op Duinlust. Met de particuliere bewoning van dit
buiten was het gedaan.
In november 1880 werd voor het eerst gejaagd in het dat
jaar aangekochte Jachtduin. Deelgenoten zijn onder meer
Croockewit, Van Heukelom, Planteau, Prévinaire en van
zelfsprekend Willem Borski III. Als jachtdeelnemer ver
schijnt op zeker ogenblik dr. Parmley, een in Amerika
gevestigde mondarts, die regelmatig in Londen praktiseer
de. In de voornaamste kringen verleende hij zijn 'hulp'.
Ook Willem Borski II deed een beroep op hem. Hij logeer
de dan op Elswout. Parmley had een dubieuze wijze van
behandeling. Het tandvlees naaide hij aan elkaar boven aan
getaste kiezen. Geweldige abcessen waren geen uitzonde
ring. In de jaren zeventig van de 19de eeuw hielp hij kei
zerin Eugénie van Frankrijk in zijn rijtuig van Parijs, waar
hij ook praktijk hield, naar de Kanaalkust te vluchten. Zij
Ons Bloemendaal, 29e jaargang, nummer 2, zomer 2005
15