Gezicht vanaf De Blinkert te Overveen. Op voorgrond het huidige Kraantje Lek. In het midden de vroegere hofstede Elswout. Op de achtergrond: de ruïne van Huys ter Kleef, de Grote Kerk van Haarlem en de Haarlemmermeer. Ets van Coenraad Decker, in 'De Schepper verheerlijckt de Schepselen' van J. van Westerhoven, Haarlem 1685 'Leeuw en Duinzicht' Behalve op en rond Elswout treft men in de 17 de eeuw de kwekersfamilie Van Sompel ook elders aan in Overveen: na bij het huidige restaurant Roozendaal en het landgoed Vaart en Duin. Kijkt men vanaf het parkeerterrein van Roozendaal westwaarts, in de richting van de zee, dan bespeurt men in de diepte een afgezand stuk grond. Hier lag in de 16de eeuw een woning met tuin en een grote vijver, eigendom van Frederik Ramp van het Huis Rolland. In 1626 verhuurt Pieter Ramp een deel van de gronden aan de familie Van Sompel. Deze kweekt hier groenten, exotisch fruit, bomen en kuip- planten maar ook bloembollen en park- en tuinplanten voor landgoederen. Als na zesenvijftig jaar de huur eindigt, gaat het eigendom van de ene helft van deze gronden over naar Wouter en Jacob Hooffman, twee broers. Het eigendom van de andere helft valt aanvankelijk toe aan de broers Jan, Frans en Willem van Sompel, maar gaat later naar Jan over. Wanneer deze komt te overlijden, besluit men in 1692 tot verkoop. De gronden blijven dan echter wel binnen de fami lie. De nieuwe eigenaar is Zeger van Sompel. Deze is in Haarlem bloembollenkweker, maar daarnaast ook actief als 'president-schepen' van Tetterode, Aelbertsberg en Vogelen zang. Zijn zonen Willem en Jacob, beiden eveneens bloemist, gaan na zijn dood in 1736 ieder een eigen weg. Jacob, 'rege rend schepen deeser banne', verwerft later de gronden van de gebrs. Hooffman. Op deze Overveense tuinderij brengt hij ingrijpende veranderingen aan: de warmoestuin wordt wei land, sloten en een grote vijver worden gedempt, de eenvou dige woning verandert in een riante behuizing. Zijn bezit noemt hij voortaan: 'Leeuw en Duinzicht'. Consistoriekamer als geschenk Deze Jacob van Sompel, later firmant van de befaamde Haarlemse bloemisterij Voorhelm Van Sompel, gaat onder meer de geschiedenis in als begunstiger van de Hervormde Kerk van Bloemendaal. Samen met de bleker Pieter Bra, net als hij ouderling van deze gemeente, financiert hij in 1759 een tot consistoriekamer bestemde aanbouw. Een navrant gebeuren In de zomer van 1767, Jacob van Sompel is dan al ruim tachtig jaar, is hij zo ernstig ziek dat voor zijn leven wordt gevreesd. Zich inbeeldend dat zijn dienstmeisje Lena Elverink hem besteelt, roept haar ter verantwoording. Maar zij wendt zich tot het gerecht omdat ze zich aangetast voelt in haar goede naam. Om verder procederen te voorkomen, betuigt Van Sompel in een verweerschrift spijt over zijn gedrag en hij verzoekt voorts om 'een minnelijke afmaakin- ge van deez zaak'. Hij biedt vervolgens zijn excuses aan en blijkt bereid een bedrag ad ƒ550.- aan Helena Elvrink uit te keren. Daarmee is de zaak afgehandeld. (Zie in kader op blz. 22 hetgeen Ton Faase aantrof tussen Bloemendaalse trans portakten uit de 1 7 de eeuw) Als Jacob in 1768 overlijdt, ongehuwd gebleven, is de rol van de Van Sompels uitgespeeld. Bronnen: - C.J. Gonnet: Elswout, Jaarboek Haerlem 1933 en B. Sliggers: Bloemendaal 350 jaar kerk en dorp, Haarlem 1986 Ons Bloemendaal, 29e jaargang, nummer 3, herfst 2005 21

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2005 | | pagina 21