Blik op zilver
Door mr C.W.D. Vrijland
Plus n'est jamais assez
De in zijn dagen rijkste man van Amsterdam Willem Borski (1765-
1814) koopt in 1805 van de Boreels het grote Elswout-bezit. Het
ligt in het water 'tot defensie' en het is een 'plaisante wooninge'.
De stedeling Borski gaat in het goede seizoen buiten wonen in Ken-
nemerland.
Hij imiteert daarmee menig lid van het Amsterdamse regenten-patri-
ciaat. Toch is hij niet meteen een buitenman. Van het leven op een
buitenplaats, groot en weids aangelegd, heeft hij niet veel begrip.
Elswout met zijn appendenties en dependenties (red: met al wat tot
het huis en zijn erf behoort) heeft voor hem in de eerste plaats beteke
nis als beleggingsobject. Aan grondbezit werd macht en aanzien ont
leend. Het was een extra versterking van zijn financiële positie in de
Amsterdamse wereld.
Bennewitz en het vinken
Jagen deed Willem Borski niet. Maar al gauw was hij een
verwoed liefhebber van de vinkenjacht, het zogeheten vin
ken. Elswout bezat een vinkenbaan op de Wildernis langs
wat nu de Bentveldseweg is tegenover het achterinrijhek
van Koningshof. In de herfsttijd was dat vinken voor hem
na zijn zakelijke beslommeringen in de stad een ontspan
nend en geliefd tijdverdrijf Toen zijn zoon Willem (1 799-
1881) veertien jaar oud was, gaf hij hem toestemming zijn
studie aan de latijnse school te Leiden een paar weken te
onderbreken om op Elswout te komen vinken.
Het vinken gold tevens als statussymbool. Daar kwam bij
Schilderij van Adriaan de Lelie uit 1809. Staand: Adrianus Bonebakker (1767-
en Diederik Bodewijk Bennewitz (1764-1826)
dat de gevangen vogeltjes als een bijzondere lekkernij gol
den. Ze werden aan ritsen geregen van soms wel vijftig
stuks. Familie, vrienden en relaties werden er mee verrast.
De diertjes werden na geplukt en schoongemaakt te zijn aan
speten (red: pennen) gestoken. In het open vuur gehouden
werden ze geroosterd. Hierna volgde consumptie, een bor
relhapje avant la lettre. De vinkers poogden elkaar in aantal
gevangen vogels, naar de kroon te steken.
De speten, zo'n dertig centimeter lang en deels van zilver,
werden vervaardigd en geleverd door de Amsterdamse
goud- en zilversmid D.L. Bennewitz (1764-1826) die later
een compagnieschap aanging met A. Bonebakker. Op
Elswout bracht hij een tiental speten die telkens werden
aangevuld.
Klandizie en leveranties
Bennewitz bouwde een uitgebreide klandizie op. Niet alleen
in Amsterdam maar ook onder bewoners van menige
Kennemer buitenplaats.
Overveen was hem niet vreemd. Via een nicht die gehuwd
was met een naaste verwant van de suikerraffinadeur en
dichter W. H. Warnsinck, zal 'Willemsoord' aan de
Bloemendaalseweg hem niet onbekend zijn geweest.
Enkele grepen uit de door de firma Bennewitz Zonen
geleverde voorwerpen treft men hierna. Met name een paar
belangrijke zilver/goud-werken kunnen niet onvermeld
blijven.
Voor de intocht van Lodewijk Napoleon, onze eerste
koning, maakte Bennewitz twee verguld zilveren sleutels die
de nieuwe majesteit bij het binnentrekken van Amsterdam
werden aangeboden en terstond teruggegeven. Diezelfde
werktuigen werden in 1863 overhandigd aan de soevereine
vorst, koning Willem I, toen hij 's lands
hoofdstad binnenreed. De sleutels die na
de inlijving aan keizer Napoleon ter
hand werden gesteld, kreeg Bennewitz
overigens pas in 1815 door het
Amsterdamse gemeentebestuur betaald.
Ook toen reeds was de overheid niet
scheutig met het geven van geld.
Mr R.J. Schimmelpenninck kocht in
1809 bij Bennewitz een groot zilveren
plateau, een sieraad voor zijn eettafel,
waarmee hij in zijn kwaliteit van raad
pensionaris veel eer kon inleggen. Twee
jaar daarvoor had hij twee zilveren
boeksloten laten maken voor 8.-.
J.J. Luden wenst kresten (helmtekens
1842) met gezin van zi)n wapen) voor zijn tuigen.
Bokkleedwapens van zilver werden
12
Ons Bloemendaal, 30e jaargang, nummer 2, zomer 2006