Dubbeltalent Geert von Brucken Fock Door Peter de Natris Vernoemde buurgemeente Heemstede in de componistenbuurt ooit een laan naar hem, in Bloemendaal lijkt Geert von Brucken Fock voor velen onbekend terwijl hij samen met zijn echtgenote toch enige tijd ook in Aerdenhout woonachtig is geweest. Indertijd verwierf hij als musicus bekendheid met zijn composities en zijn pianospel. Ook op schilderkunstig gebied ontbrak het hem niet aan talent. Hier volgt een impressie van zijn getourmenteerd verlopen leven. Gerard Hubertus Galenus von Brucken Fock (1859-1935), geboren op de fraaie buitenplaats Hooge aan de rand van Middelburg, hoefde dankzij zijn gefortuneerde ouders nooit voor zijn levensonderhoud te werken. Al vroeg richt hij zich geheel op de kunsten, blijk gevend van talenten op schilder kunstig en op muzikaal gebied. Niet tevreden met zijn eerste composities neemt hij vanaf 1877 lessen bij Richard Hol in Utrecht. In dezelfde periode krijgt hij pianoles van T.L. van der Wurff, speelt hij altviool en concerteert hij in Middel burg met het Utrechts Orkest. In 1879 vervolgt hij zijn stu dies in Berlijn, onder meer bij de toen bekende pedagoog en componist Friedrich Kiel en vervolgens bij Woldermar Bargien bij wie hij eveneens compositie studeert. Vanaf 1883 volgen rusteloze omzwervingen, waarbij hij al com ponerend en tekenend in Nederland, Duitsland, Oostenrijk en op het Duitse waddeneiland Borkum verblijft. Terug naar Nederland In 1885 keert hij terug naar Middelburg. In hetzelfde jaar huwt hij jonkvrouwe Marie Pompe van Meerdervoort. Dit huwelijk betekent echter niet het einde van zijn rusteloze bestaan. Samen met zijn vrouw zet hij het reizen voort en het aantal keren dat ze van woonplaats veranderen, is nau welijks bij te houden. Na enige tijd in Parijs te hebben gewoond, onder meer met de bedoeling er als pianist furore te maken, belanden ze in het najaar van 1888 in Amsterdam. Hier betrekken ze een benedenhuis aan de P.C. Hooftstraat, tegenover de woning vair Julius Röntgen. Von Brucken Fock houdt zich dan inten sief met componeren bezig. Hij is enige tijd directeur van het Remonstrants Zangkoor en bezoekt tal van concerten waarover hij voor De Timsterdammer recensies schrijft. Zijn oor deel blijkt vaak weinig barmhartig hetgeen hij rechtvaardigt met het argument dat het niet de taak is van de criticus is om laffe complimentjes uit te delen maar om erop te wijzen wat er aan het volmaakte ontbreekt. Vaak neemt men hem dit, het ligt voor de hand, niet in dank af. Aan aquarelleren en tekenen komt hij vooral 's zomers toe, als ze met de hele schoonfamilie op Eversdijk verblijven, het in Zeeland gelegen buitenhuis van Marie's ouders T wijfel Zijn kritiek treft niet enkel anderen, ook zichzelf spaart hij niet. Telkens weer kampt hij met twijfel aan zijn kwaliteiten als kunstenaar. Maar meer nog kwelt hem de vraag of de wijze waarop hij in het leven staat wel deugt. Is hij niet te zeer in de ban van de materiële kanten van het bestaan? Ook het rentenieren ervaart hij als een probleem want een mens hoort immers voor zijn brood te werken! Tot dergelijke tob berij wordt hij geïnspireerd door Tolstoi, in wiens werken Geert en Marie zich gezamenlijk verdiepen. Ook Ibsen laat hen niet onberoerd. Met name diens opvatting dat de ware liefde in een huwelijk vrijwel altijd het loodje legt. Onvermijdelijk is immers dat met het klimmen der jaren de verveling gaat overheersen. Wil men dit lot ontlopen dan is de ware liefde slechts te redden door uit elkaar te gaan voor het te laat is. Derhalve doet men er verstandig aan op het hoogtepunt van een liefdevolle relatie te besluiten van elkaar te scheiden. Ons Bloemendaal, 30e jaargang, nummer 2, zomer 2006

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2006 | | pagina 22