de hoogte van het werk van bijvoorbeeld J.L.M. Lauwe - riks, J.H. de Groot en vele anderen. Niet alleen waren het zijn tijdgenoten, hij kende hen ook persoonlijk omdat een aantal van hen oud-leraren waren. Een sierkunstenaar dient goed om te gaan met vlakorna menten. Rond 1900 verschenen er verscheidene meüioden voor het ontwerpen van ornament. In 190S kwam Bo- gtman, toen nog leraar aan de ambachtsschool te Steen- wijk, zelf met zijn Het ontwerpen van ornament op systeem en naar natuurvormen. Hij ging uit van een geometrisch raster, waarin geometrische constructies het ritme oproepen; daarna komt het motief. De basisvorm van het ontwerp wijzigt hij continu door hier iets weg te nemen en daar iets toe te voegen. Bovendien kijkt hij naar de aard van het te ornamenteren onderdeel door de richting van het ornament daaraan te koppelen. Aldus ontstaat een hangend, lopend en dragend ornament voor bijvoorbeeld raxrd- of bandversiering. Bogtman stelde een reeks van versieringen op, die ont worpen waren op ruitjespapier van ongeveer een halve centimeter in het vierkant. Een aantal jaren later, in 1913, publiceerde hij Het methodisch ontwerpen van ornament, met vele voorbeelden voor motieven die aangeven hoe ze moe ten worden geconstrueerd, vervormd, gedetailleerd en vergroot, en hoe de richting ervan kan worden bepaald. Anders dan zijn publicatie in 1905 ging hij nu uit van het motief. Construeren deed hij door middel van diagonalen, cirkels en/of delen ervan. Vervormen loste hij op door het invullen van geconstrueerde vlakonderdelen waardoor een verdeling van de massa ontstaat. Detailleren paste hij toe door steeds iets weg te nemen of er iets aan toe te voegen. Bovendien gaf hij ook de vorm, de plaats en de richting aan van de details. De vorm van het detail werd bepaald door de fantasie. In deze publicatie nam hij de natuur niet als uitgangspunt bij het motief maar meer als een bron voor het detailleren. Zelf kwam hij nog in 1912 met een artikel in het maand blad Sierkunst, waarin hij praktische tips gaf aan de hand van Merkwaardige Plantdoorsnede. Gelet op de ontwikkelingen in Nederland valt het op dat de motieven minder op de natuur zijn geïnspireerd. Ze laten een meer expressief-decoratief karakter zien. Dat kan bij Bogtman te maken hebben met zijn activiteiten als glazenier omdat de praktijk van het ont werpen hem confronteerde met willekeurige rechthoeken die van ornament voorzien moesten worden en waarin voor ontwerpen op systeem geen plaats meer was. Ons Bloemendaal, 3 1e jaargang, nummer 1, voorjaar 2007 Doe wat uw hand te doen vindt. De handel met New York gebrandschilderd voor een Bloemendaals ondernemer, jaren 30 (foto LvdM) Willem Bogtman en de Amsterdamse School De benaming Amsterdamse School is afkomstig van de architect Jan Gratama (1877-1947). Het is de naamge ving voor een architectonische vormentaal die vooral in de periode tussen 1910 en 1930 in sterke mate het bouwen in Amsterdam en andere plaatsen in Nederland bepaalde. Als meest bekende architecten worden dikwijls genoemd M. de Klerk (1884-1923), P. Kramer (1881-1961), J. M. van der Mey (1994-19409), G.F. La Croix ((1877-1923) en C. J. Blaauw (1885-1947). De opvattingen van deze richting in de bouwkunst werden met name in het maandblad Wen dingen onder redactie van H.T. Wijdeveld (1885-1987) gepropageerd. De architecten gingen ervan uit dat de 35

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2007 | | pagina 38