Ter herinnering aan het werk lieten de burgemeesters van Haarlem een sierlijke gedenkpenning slaan met op de achtergrond een panorama van Haarlem met daarvoor de Gravure van een penning ter ere van het in gebruik nemen van de Leidsevaart (Collectie Patijn) nieuwe vaart met trekschuit, trekpaard en jagers langs het jaagpad. Uiteraard gecompleteerd met het wapen van de Spaarnestad en namen van de commissarissen. Verder vervaardigen twee Haarlemse rederijkers, Cornelius Gravesteyn en de meer bekende Francois Snellinx (lid van de Wijngaardranken), elk een (hoogdravend) vers. Laatstgenoemde schrijft dat, gelet op het graven in de dui nen en de korte tijd van werken vooraf in de planning, de vaart werd gezien als een haast 'onmooglyk wonder'. Tolhuizen en tolhekken en een opzichterhuis halfweg De twee tolhuizen en tolhekken lagen buiten de steden en op de grens van Heemstede/Berkerode en in Oegstgeest. Halfweg stond een groot pand tussen Noordwijker- hout en Lisse, niet ver van de Keukenhof, waar ook de paarden van de trekschuiten werden gewisseld en de passagiers zich konden laven. Daar werd ook een- of tweemaal per jaar door de commissarissen uit Leiden en Haarlem over trekvaartzaken vergaderd. Het was tevens de dienstwoning van de commissaris die toezicht moest houden op de paarden en die verantwoordelijk was voor een goede dienstregeling. De beide door Rombout Verhulst vervaardigde gedenkstenen met de stadswapens kregen na afbraak van het commissaris huis in Halfweg een nieuwe bestemming. De wapensteen van Leiden is ingemetseld in een tuinmuur van de Keukenhof en die van Haarlem boven de poort van het voormalige Arme Kinderhuis aan de Kinderhuisvest. De tolgaarders waren in dienst van de beide steden die de vaart exploiteerden. De twee tolhuizen werden in 1657 op kosten van de commissarissen gebouwd door aannemer Jan Pieters van Brederode uit Warmond die voor de prijs van 34 stuivers per 1000 stenen als laagste inschrij ver dit werk werd gegund. Het imposante tolhek in Oegstgeest met de stadswapens en jaartal 1701 staat nog op dezelfde plaats en is onlangs door projectontwikkelaar Menno Smitsloo gerestaureerd. Dat geldt ook voor het oude tolgaarderhuis aan de Jaagweg naast de Haarlemmertrekvaart, tegenwoordig als kantoor in gebruik, en de voormalige stal (uit omstreeks 1800) waarin zich nu restaurant HetTolhuysch bevindt. In de jaren dertig van de 19de eeuw pachtte Cornehs van Zutphen al gedurende langere tijd de tol onder Heemstede. Toen in 1840 het pachtcontract moest worden verlengd, liet hij het College van Burgemeester en Wethouders weten vanwege verminderde inkomsten de pachtsom te willen verlagen van de gebruikelijke 800 naar 700 gulden per jaar. De Haarlemse bestuurders gingen daarmee niet akkoord en plaatsten een advertentie in de Opregte Haerlemse Courant waarin men gegadigden voor de functie van tolgaarder opriep zich te melden. Niemand reageerde zodat het College schoorvoetend met een nieuw contract van 700 gulden 's jaars instemde, inclusief de vrije bewoning van het tolhuis. In 1925 moest het tolhek aan de westzijde van de Leidsevaart bij Heemstede wijken vanwege een noodzakelijk geachte verbreding van de Leidsevaartweg die oorspronkelijk als jaagpad was aangelegd. Korte tijd later volgde de sloop van het tolhuis op de hoek van de Leidse vaartweg en de Zandvoortselaan met het oog op de bouw van de spoorweghalte Heemstede-Aerdenhout. De brokstuk- De tolgaarder met zijn familie voor tolhuis en tolpoort aan de Leidsevaart in Heemstede in 1905 (Foto: Vereniging Oud Heemstede-Bennebroek) ken van deze stenen tolpoort met gietijzeren hek lagen enige tijd op de Heemsteedse gemeentewerf opgeslagen. In 1930 kreeg het monumentale hek een nieuwe bestemming bij de entree van het tennisbanencomplex in wandelbos Groenen- daal. Naast beide gekroonde wapenschilden van Haarlem en Ons Bloemendaae, 3 1e jaargang, nummer 2, zomer 20 0 7 7

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2007 | | pagina 7