Deze benedictijner monnik en architect tekende in 1923 het
ontwerp. De uitvoering was in handen van S.B. van Santé,
een architect uit Zaandam en zwager van pastoor Willen-
borg. Paul Bellot, geboren en getogen in Parijs, studeerde
aldaar architectuur aan de Ecole des Beaux Arts, waar hij
in 1900 zijn diploma behaalde. In 1902 trad hij toe tot de
benedictijner orde in Solesmes. In feite waren congregaties
Ontwerptekening L.A. Springer; boven: tekening situatie terrein R.C.
Begraafplaats Dennenheuvel, 1923. Onder: Schets r.-k. Begraafplaats
Bloemendaal, 1923.(Speciale collecties RUWageningen)
in die tijd in Frankrijk verboden (wet van Combe, 1899) en
veel kloosters werden gedwongen te verhuizen. Het klooster
van Solesmes kwam in Engeland terecht, waar dom Bel
lot een nieuwe abdij bouwde. Vanaf die periode kwam het
werk van de monnik-architect in de belangstelling te staan
en kreeg hij veel opdrachten voor het ontwerpen van kerken
en kloosters. Onder andere in het Brabantse Oosterhout ont
wierp hij een benedictijner kloostergebouw (1906-1920).
Bellot had zijn domicilie nog in Oosterhout toen hij van het
parochiebestuur van de Heilige Drieëenheid te Bloemen
daal de opdracht kreeg een kapel voor de begraafplaats te
ontwerpen.
Structuur
De hoofdstructuur van de kapel is een overkoepelde cen
trale achthoek. Het ingangsportaal is naar de begraafplaats
gewend en er tegenover is de sacristie geplaatst met in de
gevel daarboven een klokkenstoel. De kapel is noordwest
zuidoost gericht en is, anders dan gebruikelijk, niet op het
oosten gericht. Maar de klokkenstoel is gericht naar het dorp
en de klok galmde dus in de richting van de aanrij route van
de begrafenisstoet. Misschien niet geheel onbedoeld.
Opvallend zijn de detaillering en de kleuraccenten in het
metselwerk van de gevels en de steunberen. Getrapte
wimpergen, uitgekraagde gemetselde randen, in hardsteen
uitgehouwen pinakels als bekroning van de steunberen
en het afwisselend gebruik van lichte en donkere klinkers,
maken het geheel tot een voorbeeld van expressionistische
baksteenarchitectuur.
Achthoeken
Op dezelfde expressieve wijze is het interieur ontworpen.
De centrale koepel opent zich met acht gemetselde bogen
naar de omgang die de buitenste achthoek vormt. Bijzonder
is de ritmische geleding van de ruimte. Elke boog leidt naar
een ondiepe nis die op zijn beurt weer door drie gemetselde
vlakken met uitgekraagde bogen wordt omsloten. In elk
vlak van deze driekantige afsluiting bevindt zich een smal en
hoog venster met gekleurde glas-in-loodramen.
De besloten en intieme sfeer van de kapel wordt in hoofd
zaak bepaald door de vorm en het volume van de centralis
tische bouw. De achthoekige vorm is in hoogte en doorsnee
relatief klein gehouden. In de hoger opgetrokken achthoek
onder de koepel bevinden zich acht ronde ramen die het
centrale deel van de kapel verlichten. De schermvormige
koepel wordt gedragen door acht niet al te zware, in sierver-
band opgetrokken, achtkantige pijlers. Deze dragen als het
ware de binnenste achthoek. De lagere omgang daarachter
vormt de buitenste achthoek, met een doorsnee van circa 11
meter.
Het zijn vooral de rust van het eenvoudige ritme en de ge
dempte kleuren van de glas-in-loodramen die de ruimte een
welhaast mystieke sfeer geven.
Kleureffect
Niet alleen de glas-in-loodramen, naar ontwerp van Joep
Nicolas, brengen kleur in de ruimte, ook heeft Bellot voor
het interieur gebruikgemaakt van verschillende kleuren
klinkers (geteerd en geglazuurd) en rode, witte en gele
verblendsteen. Het kleureffect wordt nog eens versterkt door
de toepassing van gekleurde metselspecie.
Bijzonder is ook de lichttoetreding boven het wandvlak
waar het altaar stond. Zoals in een Italiaanse barokke kerk
werd ook hier het altaar en het daarboven hangende crucifix
direct van boven verlicht. De blik van de bezoeker werd bij
binnenkomst meteen gericht op het belangrijkste element in
deze ruimte: de gekruisigde Christuszoon.
Interieur
De betonnen vloer was bekleed met basaltine tegels in een
mozaïekvorm. Deze is nog bewaard gebleven onder de hui
dige vloerbedekking.
Oorspronkelijk was de kapel ingericht met houten bidstoe-
len. Het altaar bestond uit een eenvoudige tafel met daar
boven een bronzen crucifix. Op het altaar stonden aan elke
zijde van het kruis 3 kandelaars. Ook stonden op de grond,
aan weerszijden van het altaar, een drietal kandelaars. Mid
den in de koepel hing een grote bronzen kroonluchter.
Deze bronzen attributen zijn naar alle waarschijnlijkheid
gemaakt in het Utrechtse atelier van J. en H. Brom. In de
loop der jaren is het merendeel van het interieur verdwe
nen. Alleen de bronzen kroonluchter is bewaard gebleven
Ons Bloemendaal, 32e jaargang, nummer 2, zomer 2008
11