De Hofstede Land en Duin onder Overveen
Door Ton Faase
De naam Land en Duin is vrij onbekend. Daarom heb ik gemeend om hierover een en ander aan het papier toe te moeten vertrouwen.
De aanzet hiertoe kwam nadat ik jaren geleden in het archief van mijn vader een oude hypotheekakte uit 18 75 tegenkwam, waarin zijn grootva
der een hypotheek vestigde van 7.000 gulden op zijn hele bezit, namelijk de bloemkwekerij en warmoessierderij genaamd Land en Duin, gelegen te
Overveen en groot ruim vier hectaren.
In deze akte werd ook de aankoopdatum genoemd, namelijk
28 september 1 846. Via de kadastergegevens kon ik terug
gegaan tot ongeveer het jaar 1800. Na vele dagen op het
Rijksarchief Noord-Holland, het tegenwoordige Noord-Hol
lands Archief, te hebben doorgebracht om de transportakten
van Tetterode, Aelbertsberg en Vogelenzang (Overveen) te
raadplegen, kwam ik zoveel verschillende eigenaren tegen,
dat het me de moeite waard leek om uit te zoeken waarmee
deze mensen zich in de 17e, 18e en 19e eeuw bezighielden.
Aangezien de transportakten een aanvang nemen in 1580
was dat een mooi begin om dit verhaal te laten beginnen.
Van blekerijen naar buitenplaatsen
De eerste 100 jaar bleek het gehele gebied, liggend tussen
de tegenwoordige spoorlijn Haarlem-Overveen, Bioemen-
daalseweg, Julianalaan en het water de Delft, te zijn verdeeld
in verschillende blekerijen en weilanden. De gronden waren
in handen van een aantal welgestelde Haarlemmers en ook
De Julianalaan in westelijke richting, het grote huis links is villa Djember, gesloopt in 1985 (foto privécollectie)
het Leprooshuis was eigenaar van enige stukken land. Het
gebeurde overigens vaker dat kloosters en godshuizen, maar
ook bijvoorbeeld het Elisabeths Gasthuis investeerden in
diverse landerijen van Santpoort tot Heemstede.
Toen de teloorgang van de blekerij-nering inzette, hadden
diverse blekerij-eigenaren geen vertrouwen meer in een
goede omzet en vonden het geschikter om voor hun zomer-
plezier een lustplaats of hofstede te stichten in plaats van de
blekerijen in stand te houden.
Het eerst moest, zo rond 1 7 14, de garenblekerij van de fami
lie Steyn er aan geloven. In die jaren stichtte Jan Marchant,
koopman te Haarlem, er een kleine hofstede, welke door
latere aankopen werd vergroot. Nadat deze Marchant begin
1715 voor de VOC werd uitgezonden naar Batavia, waar hij
als onderkoopman acht jaar vertoefde, hield zijn vrouw Isa
bella Wallis zijn zaken in het Haarlemse in de gaten. Pas in de
loop van 1723 keert hij terug na een reis van zes maanden.
Zo rond 1750 moet Jan Marchant zijn overleden, en wordt
zijn hofstede ver
kocht. Een paar jaar
lang zwaait Nicolaas
Willem Kops er de
scepter. Daarna komt
het in handen van een
aantal welgestelde
Amsterdammers, die er
een echte buitenplaats
van gaan maken. Ook
breiden ze het gebied
aan de westkant van
de Bloemendaalseweg
uit met verschillende
hectaren duingebied
en een vinkenbaan. In
de vinkentijd ging het
er, gezien de in het
Amsterdamse archief
gevonden drankkwitan
ties, tijdens het vinken
vrolijk aan toe. Ook
kwam daar een register
18
Ons Beoemendaal, 34e jaargang, nummer 2, zomer 20 10