De stukadoorsgotiek van Theodorus Molkenboer
Uniek geworden vakmanschap in de kerken van overveen en vogelenzang
Door Mathilde van der Kleij-Molthof
De Onze Lieve Vrouwe Onbevlekt Ontvangen in Overveen en de Onze Lieve Vrouwe ten Hemelopneming in Vogelenzang zijn ontworpen door de
Leidse architect Theodorus Molkenboer (1796-1863). De beide kerken worden gerekend tot de 'stukadoorsgotiek'.
Deze benaming geldt de bouwstijl in Nederland in globaal het tweede en derde kwart van de 19de eeuw, waarin gotische constructiewijzen, vormen
en ornamenten worden nagebootst met gestukadoord hout en stucwerk op riet en pleister.
Deze vorm van neogotiek die Molkenboer, maar ook andere
architecten toepasten, kreeg al spoedig stevige kritiek te
verduren vanuit de literair-wetenschappelijke kring van J. Al-
berdingkThijm (1820-1889) en de architect P.J.H. Cuypers
(1827-1921). Het streven van deze laatsten was gericht op
herstel van het zuiver middeleeuwse ambacht met rationele
constructies en eerlijk materiaalgebruik. Gezamenlijk met Jan
Willem Brouwers (1831-1893), priester en leraar aan het
Bisschoppelijke College in Amsterdam, stonden zij vanwege
hun grote bijdrage aan de katholieke emancipatie enigszins
spottend bekend als het 'Roomsche ABC'.
Zij voerden ook de toon in de overwegend negatieve beoor
deling die de kerkgebouwen van Molkenboer en zijn colle
ga's in de stukadoorsgotiek ten deel viel. Andere architecten
wier werk tot de stukadoorsgotiek wordt gerekend zijn H.J.
van den Brink, Th. Asseler en P. Soffers.
De termen 'onechte imitaties' en 'stukadoorsgotiek' zijn
vanaf de 20ste eeuw in onder andere het overzichtswerk van
J. Kalf (1906) en G. Brom (1933), maar ook in de inventa
risatie van de Nederlandse 19de eeuwse kerken door H.P.R.
Rosenberg uit 1972, steeds overgenomen en zo bevestigd.
De herwaardering van de Nederlandse neostijlen, vanaf
de jaren zeventig van de vorige eeuw, baseert zich groten
deels nog steeds op de genoemde overzichtswerken en een
kritische beschouwing, onder meer op het gebied van de
stukadoorsgotiek, ontbreekt vooralsnog.
Katholieke emancipatie
De invoering van de godsdienstvrijheid (1795) ten tijde
van de Bataafse Republiek bracht een gelijkstelling van alle
godsdiensten en vrijheid van kerkbouw. Daarmee kwam er
een einde aan het alleenrecht van de Nederlands Hervormde
Kerk, die tijdens de republiek gold als enige officiële kerk.
Andersdenkenden als de doopsgezinden, remonstranten en
rooms-katholieken genoten voor 1795 een zekere gods
dienstvrijheid maar mochten hiervan alleen gebruik maken
in kerken die vanaf de straat niet als zodanig herkenbaar
waren. Dit waren de zogenoemde schuilkerken.
Ook in Overveen en Vogelenzang bestond een rooms-katho-
lieke schuilkerk. In 1809 vaardigde Lodewijk-Napoleon,
koning van het koninkrijk Holland, een decreet uit dat de
toewijzing van kerken aan de rooms-katholieken en de bouw
van nieuwe protestantse kerken regelde. Tijdens het Verenigd
Koninkrijk der Nederlanden, vanaf 1815, bleef de restitutie
van kerken aan de katholieken doorgaan en kon bovendien
een rijkssubsidie voor benodigde onderhouds- of restaura
tiewerkzaamheden verkregen worden.
Waterstaatskerken
Vanwege de grote stroom aanvragen voor herstel of nieuw
bouw, vaardigde koning Willem I in 1824 het Koninklijk
Besluit uit dat tot 1868 de Nederlandse kerkenbouw zou
regelen. Dit besluit bepaalde dat een kerkbestuur bij herstel
of nieuwbouw toestemming moest vragen aan de koning.
Daarnaast kon een verzoek tot rijkssubsidie worden inge
diend. De ministeries van Rooms-katholieke en Protestantse
Eredienst gaven een financieel en de ingenieurs van het
ministerie van Waterstaat een technisch oordeel. Ook kregen
zij het toezicht bij de uiteindelijke verbouwing of nieuw
bouw. Vanwege deze betrokkenheid hebben de tussen 1824
en 1868 gebouwde kerken de bijnaam'waterstaatskerk'
gekregen.
Scheiding van kerk en staat
De emancipatie van het Nederlandse katholieke volksdeel
kreeg pas echt een krachtige impuls na de grondwetswijzi
ging in 1 848. Hierin werd een sterke scheiding tussen kerk
en staat vastgelegd, die het mogelijk maakte de bisschop
pelijke hiërarchie te herstellen (1853). Katholiek Nederland
werd opnieuw in bisdommen ingedeeld. Binnen enkele
decennia ontstond er een intensieve bouw van kerken, kapel
len en kloosters. Ook veel oudere parochies konden einde
lijk hun kleine schuilkerken verruilen voor een echte kerk.
In een tijdsbestek van een halve eeuw werden er zo'n 500
kerken gebouwd, het merendeel in gotische stijl. De kerken
bouw onttrok zich allengs steeds meer aan staat bemoeienis.
18
Ons Bloemendaal, 34e jaargang, nummer 3, najaar 20 10