Tweede meertje en een theehuis
Oorspronkelijk was slechts sprake van één meertje. Later
komt daar in zuidelijke richting een tweede bij. Vooral het
succes van het schaatsen werkt mee aan het idee de ijsvloer
te vergroten. Tegelijk speelde een andere gedachte: het
bouwen van een theehuis. Dat plan leefde eveneens bij de
raadsleden en werd onder meer bepleit door wethouder
mevrouw M.E. Nolte. De gemeente Bloemendaal had al
'uitspanningen' in eigendom waar de gewone man thee,
koffie, bier of ranja kon drinken en een ijsje eten. Net als
het pannenkoekenhuisje in het Bloemendaalse bos en het
theehuis in het Brouwerskolkpark, moest ook het Wethouder
Van Gelukpark een dergelijke horecavoorziening krijgen, zo
was de gedachte van de raadsleden.
Aanleg van het tweede meertje in 1960 (foto NHA)
Maar wie ging dat betalen? Het antwoord was simpel: graaf
een aansluitend stuk duingebied af en verkoop het zand!
Dat was een bekende praktijk in Bloemendaal. Zo gezegd,
zo gedaan. Nog tijdens de ambtsperiode van wethouder Van
Geluk besluit de gemeenteraad op 20 februari 19S8, tijdens
een besloten raadvergadering, om een tweede meertje aan te
leggen en een theehuis te laten bouwen.
Oud-wethouder Van Geluk
In de herfst van 1958 trad een nieuw college aan met een
nieuwe wethouder Publieke Werken, J.C.C.W Hijszeler. Al
dan niet voorbewerkt doorVan Geluk deed Hijszeler het
voorstel in B. en W om Van Geluk vanwege diens kennis
en ervaring nauw te betrekken bij de ontwikkeling van het
tweede meertje en bij de bouw van het theehuis. B. en W
vinden het prima dat de oud-wethouder zich hiervoor gaat
inspannen en geven hem alle ruimte voor de uitwerking van
de plannen. Van Geluk heeft weinig bedenktijd nodig om
deze eervolle taak als projectleider te aanvaarden. Vanaf dat
moment regelt Van Geluk alles voor de realisering van het
meertje en het theehuis, dat al snel restaurant gaat heten.
Uit alle brieven en officiële stukken komt steeds de naam
Van Geluk naar voren. Hij heeft een ongekend mandaat, als
ware hij nog wethouder. Toch heeft het tot in de jaren zestig
geduurd alvorens de plannen werden uitgevoerd. De vertra
ging had te maken met procedures en geld.
Bodemverlaging en servituut
In de eerste plaats moest er weer een ontheffing komen
van de provincie Noord-Holland. Ditmaal op grond van de
bodemverlagingsprocedure. Op 5
augustus 1959 werd de onthef
fing door de provincie verleend
onder voorwaarde dat het meertje
niet dieper mocht worden dan
een meter (het eerste meertje is
drie meter diep)Tegelijk speelde
een privaatrechtelijke kwestie tus
sen de gemeente en de eigenaren
van de omliggende grond. Er
rustte op het gebied een servituut
dat het inrichten van zanderijen
verbood. De gemeente dacht de
zaak afgehandeld te hebben met
rentmeester Vrijland van Elswout,
zoals eerder was gebeurd met
het eerste meertje. Maar dat blijkt
een misrekening. Mr. J. van der
Hoeven, advocaat te Haarlem en
bewindvoerder van Dune Park
Trust, meldt de gemeente dat niet
alleen rentmeester Vrijland maar
ook hij toestemming moet geven voor het uitbreiden van
het meertje. Saillant detail is dat de brief van Van der Hoeven
verstuurd wordt vanuit Soestdijk, waarVan der Hoeven in
tussen secretaris is geworden van koningin Juliana. Dat belet
hem niet om voor zich zelf het jachtrecht te bedingen in het
gebied, als prijs voor zijn instemming. De gemeente koopt
hem af door de 'verpachting van het genot van jacht' vast
te leggen in een overeenkomst. Daarmee waren de formele
bezwaren afgehandeld.
Planuitvoering
Het geld voor het tweede meertje en het theehuis/restaurant
komt op tafel door bijdragen van een bouwbedrijf en een
brouwerijVan Geluk zorgt voor een contract met aan
nemingsbedrijf Hillen en Roosen uit Amsterdam, dat voor
280.000 kubieke meter zand een stevige prijs moet betalen.
Ons Bloemendaal, 34e jaargang, nummer 3, najaar 20 10 29