De geschiedenis van het huis Indische achtergronden Holland Indië Sociëteit Bloemendaal Andere verenigingen Oorlogsgraven Stichting Het huis is gebouwd in 1900 door architect J. Wolbers (Bloemendaal). Bij de verbouwing in 1917 door G. Olie Fzn is de stijlvolle hal met'inglenook' en trappenhuis ontstaan. Hij verkocht het huis In 1924 aan de heer Odink, die net met vrouw en 3 dochtertjes terug was gekomen uit Indië. Er is toen nog een slaapkamer bijgebouwd want er kwamen nog vijf kinderen bij. Na het overlijden van een kindje is de oorspronkelijke naam Nostrum op de voorgevel veranderd in Harep Slamat. Dat betekent Hoop op GoedeTijden. De kinderen Odink hebben er een fantastische jeugd gehad. Het huis is 54 jaar lang in het bezit van de familie gebleven tot aan het overlijden van de oude mevrouw Odink. Jeanne Odink, die steeds zo goed voor haar ouders had gezorgd, is toen verhuisd naar Klein Harep Slamat in Aerdenhout.Toen Jan en Martje het huis kochten hebben zij er behalve een extra badkamer en centrale verwarming weinig aan veranderd. Alle originele details van het huis zijn nog aanwezig. Met de Odinks hebben zij een warme band gekregen. Jan en Martje zijn beiden in Indië geboren. Jan's vader was houtvester en deed wetenschappelijk onderzoek op West-Java. Martjes vader was bestuursambtenaar op Celebes. Toen de oorlog uitbrak, zijn beiden met hun moeders en zusjes in interneringskampen'terechtgekomen in respectievelijk Ambarawa op Midden-Java, en Kampili op Zuid-Celebes. Beide vaders zijn bij de aanleg van de Birma-spoorweg omgekomen. Begin 1946 zijn de gezinnen naar Nederland gerepatrieerd. Het gezin van Jan werd opgevangen door zijn grootmoeder van moederszijde, die aan de Verspronckweg in Haarlem woonde. Martje trok in bij haar grootmoeder van vaderskant in Utrecht. Zij hebben elkaar pas veel later ontmoet in Delft, tijdens hun studententijd. Jan en Martje Saveur organiseren samen met Hans en Fiet Besangon koempoelans in Maranatha aan de Donkerelaan in Bloemendaal. Oorspronkelijk in 1996 opgezet in Heemstede door Jack Bijl (toen directeur van Caprera) en Trees Smoor. De koempoelans in Maranatha worden zeven keer per jaar gehouden, van september tot april, en steeds op de laatste zondag van de maand. Er komen tussen de 30 en 40 bezoekers waarvan velen met een Jappenkamp verleden. Men zoekt de gezelligheid van de soos in Indië, hoewel de meesten het leven in Indië van voor de oorlog alleen als klein kind meegemaakt hebben. Er is steeds een presentatie door een spreker of een film over een relevant onderwerp en daarna een lekkere rijsttafel. De groep is vrij hecht geworden maar nieuwe belangstellenden zijn altijd welkom. De KJBB Kinderen van de Japanse Bezetting en Bersiap, 1941-1949) heeft nog een actieve afdeling in de regio Kennemerland. Er zijn twee koempoelans per jaar in Haarlem (Schalkwijk) georganiseerd door Willem van Bodegom. Er is altijd een uitgebreid programma. Er zijn informatiestands en er wordt een rijsttafel gegeten. SIOH, Stichting Indische Ouderenraad Haarlem, organiseert gezellige koempoelans in Haarlem (Schalkwijk)waar ook de potjoh potjoh gedanst wordt, een meeslepende Indische lijndans. Na eerst zelf terug te zijn geweest naar Java en Celebes om de plekken te bezoeken waar zij gewoond en in kampen hebben gezeten, maakten Jan en Martje vier jaar later met hun kinderen dezelfde reis naar Indonesië. Ook zijn zij toen naar Birma geweest om de graven van hun (groot-) vaders te bezoeken. Zij deden dat in groepsverband, georganiseerd door de Oorlogsgraven Stichting. Deze stichting heeft in een land als Birma toegang tot plekken en locaties waar je normaliter als individu niet mag en kunt komen. Deze reis heeft bij hun kinderen interesse naar het verleden van hun ouders gewekt hetgeen lang niet bij alle kinderen van ouders met een Indisch verleden het geval is.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2011 | | pagina 21