Moeders familie in de 19de eeuw (1870-1900)
Nederland-Indië in de zoste eeuw
De film Max Havelaar laat de Indische wereld van net
voor de 20ste eeuw goed zien. Uit de verhalen over toen
blijkt duidelijk hoe snel zich alles ontwikkelde en vooruit
ging. De communicatie (telefoon, telegrafie, radio), het
verkeer (motorfiets, auto, trein en wat later het vliegtuig),
de architectuur met een inrichting in art deco-stijl met
elektrische verlichting werd het bijna geheel westers.
De sprong naar Indië (1900-1920)
contact met hun toekomstige partners. Dat waren beide
ondernemers. De familie van mijn grootvader bezat een
importbedrijf van kolen en staalproducten, de ander had
een houthandel. Mijn grootmoeder had ook nog een
broer. Die werd arts en trouwde met een vrouwelijke arts
uit het Gooi, waarna ze zich in Amsterdam vestigden. Dat
was dus het einde van de militaire familietraditie!
Behalve in Amsterdam was er ook een huis aan de Vecht
gekocht waar men 's zomers vaak verbleef. Dan ging mijn
grootvader per koets naar Amsterdam. Mijn grootouders
waren al in de dertig toen ze trouwden, kregen tussen
1890 en 1895 drie zonen, waarvan mijn vader de jongste
was. De zuster van mijn grootmoeder, getrouwd met
de eerdergenoemde Amsterdamse houthandelaar, ging
met haar man in Heemstede wonen vanwege de goede
treinverbinding met Amsterdam. Zij kregen een dochter
en een zoon. Later werden zij een belangrijk contactpunt
voor de Indiëgangers.
Mijn grootmoeder van moeders kant was de dochter van
een Veluwse herenboer. Eén van haar twee broers vertrok
met een paar vrienden naar Parijs, zo gaat het verhaal, en
vergokte de helft van het familie-kapitaal. De boerderij
werd verkocht en mijn grootmoeder kreeg een kwart
als bruidschat mee toen ze in 1895 trouwde. Zij kreeg 3
dochters en 1 zoon. Haar man die aan landontginning
in Gelderland en Overijsel deed, was bestuurder bij
verschillende voornamelijk christelijke instellingen,
waaronder één voor de opvang van wezen (waar over
later meer) en één voor de opvang van landlopers en
zwervers. Daartoe had de stichting het Hoge Land aan
de rand van Beekbergen een paar gebouwen gekocht,
verbouwd en bijgebouwd. Van deze min of meer open
inrichting was hij directeur. Met een groot deel van deze
landlopers, aangevuld met plaatselijke werkkrachten en
één of twee opzichters, werden de hierboven genoemde
landontginning en ook kanalisering of drooglegging
uitgevoerd. Hij was streng, niet alleen in de Leer maar ook
van uiterlijk en in zijn optreden ten opzichte van gezin en
omgeving maar wel oprecht. Mijn grootmoeder was een
totaal ander mens, vertelde mijn moeder. Zachtaardig,
vrijzinnig en liberaal denkend. In die tijd werd er echter
met dit soort verschillen bij het sluiten van een huwelijk
geen rekening gehouden. Door de families werd vooral
gekeken of het een goede partij was. Gelukkig zijn ze in
de loop van de tijd naar elkaar toe gegroeid en was het al
met al een goed huwelijk.
Maar aangepast aan de tropen, luchtig en met een
waranda, stenen vloeren, klamboes en klapdeuren met
gaas tegen muggen en vliegen. Ook de gezondheidszorg
met ziekenhuizen en medische hulpposten in de
dorpen en het openbaar bestuur waren, zeker op Java,
goed geregeld, zelfs in de uitgestrekte dunbevolkte
buitengewesten zoals Sumatra, Borneo enz.) Behalve
de Europeanen en de Indische mensen profiteerden ook
de hogere klasse van de plaatselijke bevolking van deze
vooruitgang.
Maar aan dat alles kwam rond 1930 abrupt een einde.
Met de beurscrash, de daarop volgende economische
crisis en de werkloosheid brak de ellende ook in Indië in
volle omvang los. Vele ondernemingen werden stilgelegd
of werkten alleen nog op halve kracht. Plaatselijk kwam
hongersnood voor en er stierven behoorlijk wat mensen.
Pas rond 1935 verbeterde de toestand gaandeweg en
waren de omstandigheden tot het uitbreken van W02,
weer goed tot uitstekend.
Was het 't avontuur, waren het de gouden bergen die in
Indië voor het oprapen zouden liggen of een combinatie
van beiden overgoten met de charme van het oosterse
sprookje, dat hun er toe deed besluiten naar de tropische
landbouw(hoge)school te gaan en daarna in Indië het
geluk te zoeken? Mijn vader ging naar Deventer. Daar
raakte hij zeer bevriend met de familie Ankersmit. Behalve
de katoenfabriek in Deventer hadden die ook belangen
in het gebied rond Malang. Zo werkten mijn vader en zijn
twee broers op rubber- en koffieplantages op en rond de
vulkaan de Semeroe. In eerste instantie als employé onder
23