Tilly Jepsen uit Vogelenzang noemt zichzelf kind van
een Indiëganger. Zij is in 1926 geboren in
Slawi-Tegal, maar is al op jonge leeftijd naar Nederland
verhuisd. Zij is een groot borduurliefhebber en heeft vele
prachtige merklappen gemaakt. Haar kruisjes vinden
hun oorsprong in haar vroegste kinderjaren.
In Indische huishoudens was altijd een naaister (Djait):
die van Tilly Jepsen leek heel klein en heel oud.
Zij maakte al die witte jurkjes voor haar, van een soort
aida. De patroontjes ervan kwamen uit door haar
moeder naar Indië meegenomen DMC-boekjes.
Tilly in 7 932 tussen vriendjes en vriendinnetjes, haar
rechterhand parmantig op de Boeddha en kruissteekranden
op haar jurkje
Chinees die regelmatig op de onderneming de
kinderen kwam knippen, deed blijkbaar alleen
jongenskoppen, ook als je een meisje was. Dat niet
alleen, maar mijn kleur was hopjesvla. En kom dan
maar eens in een klas waar de kinderen al twee jaar
samen zijn en een hecht bolwerk vormen tegen
indringers. Bovendien kriebelden mijn hemd en
broek, waarschijnlijk al door oma gebreid toen wij
nog op de boot zaten en ik had het koud. Het ergste
was dat ik schoenen moest dragen op straat en op
school, het grootste deel van mijn wakker bestaan
dus, en dat maakte de zaken niet beter. Onder deze
omstandigheden kon ik mijn positie alleen maar
verbeteren, denk ik, weet ik wel zeker, door een
schepje bovenop mijn Indische praten te leggen.
Want daar was ik goed in.
In de vier volgende schooljaren mocht ik ervaren
dat wanneer je een week ziek was, je vaste
vriendinnetjes waren overgelopen naar de vijand en
je helemaal alleen, in de optimistische verwachting
dat iedereen blij was je weer te zien, op een vol
schoolplein stond.
Van juf Noorman naar meneer Veurman: streng maar
rechtvaardig, ik kreeg wel eens een draai om mijn
oren en moest vaak in de hoek staan maar hij schreef
een allerliefst versje in mijn poëziealbum. Hij was één
van de eersten die sneuvelde op de Grebbeberg,
méér nog dan de overvliegende bommenwerpers,
de eerste ramp in mijn oorlog.
In de vijfde klas was de allerliefste onderwijzer,
Duinker. Hij sloeg nooit en ik kan mij niet herinneren
dat ik daar vaak in de hoek stond.
Al deze meesters en juffen (ook juf Kroon voor het
handwerken) schreven in mijn poëziealbum. Aan
meneer Poelhuis heb ik het niet durven vragen. Hij
was heel streng, al dan niet met mooie cijfers en
zijn lineaaltje schoot wel eens uit. Ik heb mij bij mijn
ouders beklaagd maar natuurlijk was volgens hen,
het mijn eigen schuld.
In de zesde klas gebeurde er ook iets onvergetelijks.
Wij kregen penhouders (met een kroontjespen) met
een stangetje dat óver je wijsvinger moest en dan
onder je middelvinger door, dit alles om om er voor
te zorgen, datje penhouder naar je schouder wees.
Het was gelukkig maar voor een jaar want ik ben
overtuigd dat een langer gebruik van deze vreemde
methode er toe had geleid dat geen enkele ex-
leerling van de Bornwaterschool ooit een behoorlijk
handschrift zou hebben gehad. De linkshandigen
waren niet meer te redden!
Dan waren er de schoolpleinactiviteiten: de
meisjes balden tegen de groene deuren van
het elektriciteitshuisje, sprongen touwtje terwijl
knikkeren en tollen misschien iets was voor jongens
én meisjes. Voor het knikkeren maakten wij kleine
kuiltjes langs de paden, en het zou mij niets
verbazen dat daar regelmatig iemand over viel.
Voor meisjes waren er dan nog de bedeltjes. Een
koperen of benen gordijnring, daaraan de bedels
met kleurige touwtjes, de ring over middel- en
ringvinger, de bedels veilig in de handpalm. Wij
ruilden, twee gewone tegen één zilveren bedel
bijvoorbeeld.
Tenslotte iets over het naar schoolgaan. Wanneer je
dichtbij woonde, moest je lopen. Voor mij waren er
twee routes: de korte van begin Vijverweg, linksaf
langs het kerkje en dan rechtsaf langs de vijver.
Wanneer je niet te laat was tenminste. Want dan
konden alle klassen en dus ook de onderwijzers
je zien lopen; vervolgens liep je naar de voordeur,
hing je jas op en kwam je in de klas, een soort
binnenkomst in de dodencel. De langere route was
langs de hele Vijverweg, dan wasje weliswaar nóg
later maar dan was er het verrassingseffect en kon je
meteen strafregels schrijven.
Fijn dat ik even mocht dromen over mijn jeugd. Wat
een sprong van Poerbolinggo naar Bloemendaal,
ruim 75 jaar geleden. Een eindeloze tijd van
uiteindelijk maar vier schooljaren.
27