Sneeuw stelde ik me voor als kapok dat uit de hemel neerdwarrelde; ijs kende ik alleen van de toekang es die grote blokken ijs kwam brengen voor de ijskist, waarin boter bewaard werd en om vruchtenmoes tot es poet er te draaien. Indië was tempo doeloe Verschil in mores Geromantiseerd Klassenmaatschappij Reis naar Nederland .\jam-ajam. Voor totoks en Indo-Europeanen was geen plaats meer. Indië was tempo doeloe, Indonesië was geboren. We konden kiezen voor het Nederlanderschap ofWarga Negara worden. Maar wat wisten we van het verre Holland, de negeri-koud? Velen kenden Nederland alleen uit boeken van voor de oorlog, bij toeval overgebleven, soms nog in een oude spelling: Mensch,je moet niet loopen als je met den betjak kan gaan. Sneeuw stelde ik me voor als kapok dat uit de hemel neerdwarrelde; ijs kende ik alleen van de toekang es die grote blokken ijs kwam brengen voor de ijskist, waarin boter bewaard werd en om vruchtenmoes tot es poeter te draaien. Ik stelde me voor dat, als je dit soort blokken tegen elkaar zette, er zo een ijsvloer ontstond waarop geschaatst werd. Van het schaatsen zelf kon ik me geen voorstelling maken. Dat je je in Nederland moest wapenen tegen de kou begreep ik wel, maar hoe zagen wanten er uit, wat was een stoof of een kachel en wat was een beddenkruik. In Indië was het weer panas en het eten pedis, maar waarom noemden Hollanders zowel het weer als het eten heet? En hoe waren in Nederland de mores? Als we zeiden: kom nog eens langs, betekende dat, datje niet meer verwacht werd. Zei je: kom gauw weer langs, dan was je welkom en bij: kom van de week langs, dan kon je rekenen op de Indische gastvrijheid. Bij ons niet een enkel koekje bij de thee, maar een open koektrommel waaruit onbeperkt gesnoept kon worden. En vaak waren het geen koekjes, maar kwé lapis of spekkoek en was het geen thee maar koppie toebroek met veel suiker zonder melk. Ik besef terdege dat we die Indische tijd hebben geromantiseerd want het leven daar was niet altijd even leuk en gezellig. Je moest altijd oppassen voor de kabar angin, het gerucht en de roddel die met de snelheid van de wind door de Indische gemeenschap waaide: de rok van die Indo was te span, ze zat vast achter blonde jongens aan; die sinjo moest je niet vertrouwen, want hij was alleen uit op je geld. Vooroordeel en racisme tierden welig, vooral in de kring van de totoks. In de soos en in sommige zwembaden werden Indo's en honden geweerd! Je mocht je niet bedienen van het Petjoh, de taal die gebruikelijk was onder Indische mensen: "Adoe ja, dieToetie is altet so anstiel"oftewel: Toetie stelt zich altijd zo aan. "Ga je mond met zeep wassen, spreek Nederlands en geen straattaal," zeiden mijn ouders dan. De Indische maatschappij was een gelaagde maatschappij: boven aan de ladder stonden de totoks, de machthebbers, daaronder de Indo-Europeanen en helemaal onderaan de inlanders. Sommige Europeanen gingen wel met Indo's om maar van de inlanders wisten ze niets: inlanders waren er om te dienen tegen een schamel loon. Het argument was dan: in de kampong hadden inlanders het nog veel slechter, een beetje bijverdienen kon geen kwaad. En toen moesten we repatriëren, naar Holland, weliswaar ons vaderland maar niet ons moederland. Hoe zouden we worden ontvangen? Velen gingen met de boot omdat de reis met een vliegtuig veel te duur was en per boot konden veel meer mensen tegelijk vervoerd worden. Die boot, niet zo'n kapal poetih van de KPM (Koninklijke Pakketvaart Maatschappij), maar een heus zeekasteel van de Maatschappij Nederland (de Oranje, de Johan van Oldenbarneveldt) of van de Rotterdamsche Lloyd (de Willem Ruysch). Vier weken lang zaten we op de boot en voeren via Sabang en het Suezkanaal naar Amsterdam of Rotterdam. In Attaka kregen we Europese kleren: Jaeger-ondergoed dat jeukte, broeken die niet lekker zaten en schoenen die niet pasten. De meegenomen dunne katoenen kleding werd onbruikbaar. Maar het was tenminste nog iets! En elke dag keken we op de scheepsklok, want dagelijks werd de tijd bijgesteld. Al gauw was het nieuwtje ervan af en begon je je te vervelen. De gang naar de klok werd een belevenis op zich. Kippen. 35

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2011 | | pagina 35