Ontvangst zonder gejuich Verplicht aanpassen Vleugje Indië Vijftig jaar later Indische keuken Anak boedjang. De duinen, IJmuiden, de sluizen en dan het Noordzeekanaal en het vroor dat het kraakte. Spannend! Maar wat viel het tegen: de huizen waren zo klein en stonden zo dicht op elkaar. De mensen liepen niet eens op klompen en dat was ons toch in de boeken verteld? En toen Amsterdam. Er stonden wel mensen aan de kade, maar met gejuich werden we niet ontvangen. De meesten die op de kade stonden, waren ambtenaren of mensen van Pelita die ons onderzochten en opdeelden om te worden vervoerd naar opvangcentra of naar gastgezinnen die een centje wilden bijverdienen. Natuurlijk, in de vijftiger jaren moest Nederland worden opgebouwd omdat de oorlog ook hier zijn sporen had nagelaten, dat begrepen we ook wel. Er was weinig geld en het leven was duur. Voor ons was dit nieuwe leven vreemd. Het eerste dat opviel was dat de huizen zo bedompt waren en stonken naar luiers in kookteilen en naar kool. Ook de mensen stonken, omdat ze zich twee keer in de week wasten en verschoonden, terwijl wij dat twee keer per dag deden. En omgekeerd vonden Nederlanders dat wij stonken: naar knoflook en trassi. Indisch eten koken werd vaa.k verboden want dat stonk. Je moest Nederlands koken, er werden zelfs cursussen 'Nederlands eten'georganiseerd: aardappels en bloemkool koken en suddervlees braden met vla of yoghurt toe. Werden we geaccepteerd? Vaak wel, maar soms werden we uitgescholden:'pinda'/ roetmop'en Ambonezen waren 'blauwen'. De gebroeders Wolff gebruikten dit laatste als erenaam:The Blue Diamonds (met hun hit Ramona), een Indische rockband net als de Thielman Brothers. Een baan krijgen was moeilijkje oorspronkelijke beroep kon je niet uitoefenen want daar was geen vraag naar, maar Indische mensen 'schreven zo mooi en zo duidelijk' en werden daarom vaak aangenomen als administrateur. En wilde je weer eens lekker Indisch eten, dan ging je naar Amsterdam, naar de Binnen Bantammer waar talloze Chinees-Indische restaurants waren. Je kon er loempia's krijgen, groter dan de hedendaagse pistolets, met sambal oelek en saté met veel katjangsaus. En bami en nasi goreng en zelfs een heuse rijsttafel. Erg kruidig was het eten niet want veel kruiden waren nog niet voorhanden. Maar een vleugje Indië. Ondertussen zijn we vijftig jaar verder. Niemand kijkt meer op van trassi, peteh-bonen, veel soorten sambal, kroepoek en emping. Alle denkbare kruiden zijn te koop, overal kan Indisch gegeten worden en veel Nederlanders kunnen voortreffelijk Indisch koken. De vroegere Chinees-Indische restaurants dreigen zelfs te verdwijnen om plaats te maken voor puur Chinese restaurants (Cantonees, Sichuan), Indonesische restaurants (Javaans, Sumatraans) en Thai-food. Indo's vind je in alle lagen van de bevolking en wij zijn trots op onze Indische afkomst. De Pasar Malam Besar (nu Tong-Tong Festival) trekt vee! bezoekers, er worden koempoelans gehouden en er is zelfs op wetenschappelijke basis de Werkgroep Indisch- Nederlandse Letterkunde. We voelen ons senang, we zijn volledig geïntegreerd en geassimileerd. Indonesië is voor ons een geliefd toeristenland geworden en we piekeren er niet over ons te laten bedienen door een baboe of een djongos. Een kokki is niet meer nodig, want we koken zelf. We weten zelfs niet meer beter, al blijft het oude Indië een niet uit te wissen herinnering. Om te laten zien hoe druk een kokki het had, wil ik u een recept voorschotelen uit Het Kookboek voor Hollandsche, Chineesche en Indonesische gerechten van Mej. W. C. Keijner, Batavia 1927: Nasi aron (geurige rijst). 2 katties (1243 gr) beras (gepelde rijst) worden schoon gewasschen en een uur lang geweekt. Vu! een dandang (koperen rijststomer) en plaats de koekoesan (kegelvormige stoommand van gevlochten bamboe) erop, het water mag alleen de punt van de koekoesan raken. Als het water kookt, doet men de beras in de koekoesan, en laat ze toegedekt ruim een 20 minuten stoomen. Daarna doet men de rijst in een verwarmde kemaron (aarden paso kom). Begiet ze met een paar gajoongs (halve klapperdop gebruikt als waterschepper) warm water uit de dandang en laat de rijst ruim een half uur toegedekt zoo staan. Men doet er zooveel water in, totdat de rijst eronder komt. Roer nu een paar malen met een tjentong (opscheplepel) door de rijst. Voeg wat water in de dandang en laat het weer goed koken; leg daarna de halfgare rijst weer in de koekoesan en stoom ze verder gaar. h 36 Kinderen van bedienden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2011 | | pagina 36