Engelse architectuur Heren van de Thee Terug in Nederland Weduwe Mary van der Hucht-Pryce Jacob Theodoor Cremer Aantrekkingskracht niemand minder dan koning-stadhouder Willem III en ook zijn familievermogen was gevormd door koloniale oorlogen (denk eens aan de 10% die zijn grootvader Frederik Hendrik kreeg van de opbrengst van de zilvervloot van Piet Heyn). In de negentiende eeuw was het de minister van Financiën Van Hall die voor het eerst de beide landgoederen verenigde. Hij liet het eerste grote landhuis, Duin en Berg, bouwen door de Engelse architect Hitchcock. Deze ontwierp ook de tuin in Engelse landschapsstijl. Maar aan het einde van zijn leven verkocht hij de landgoederen weer apart. Duin en Berg kwam zo in 1859 in handen van het echtpaar Van der Hucht-Pryce. De tweeëndertigjarige Van der Hucht vertrok in 1844 met een broer en twee zusters, allen met grote gezinnen, naar Indië om daar hun vermogen veilig te beleggen. Dat deden ze in de thee. Van der Hucht werd zo de peetvader van de families die door Hella Haasse bekendheid zouden krijgen als Heren van deThee. Niet alleen met de bloeiende theeplantage Parakan Salak, ook met het handelshuis van zijn zwagers John Pryce Co. verdiende Van der Hucht een behoorlijk vermogen. Terug in Nederland, vijfenveertig jaar oud, deed hij twee belangrijke beleggingen: het landgoed en huis Duin en Berg en een pakket aandelen van de dan net opgerichte Billiton Maatschappij NV, waarin hij een groot bedrag investeerde. Voor die laatste onderneming gaat hij als gedelegeerd commissaris terug naar Java en Billiton, waar hij hard werkte om op zijn nogal botte wijze Billiton voorgoed zeer rendabel te maken. Dat kwam natuurlijk ook hemzelf ten goede. In 1863 vestigde hij zich met zijn tweede vrouw definitief op Duin en Berg. In de loop der jaren breidde hij het landgoed aanzienlijk uit, onder andere door de aanschaf van de Kruidberg. Hij was majoor-commandant van de schutterij te Haarlem en lid van de Tweede Kamer, waar hij in 1869 voor de agrarische wet van de minister van Koloniën De Waal, zijn aangehuwde neef, stemde. Die wet zou Indië definitief openen voor de Hollandse handelsgeest. Tot zijn dood bleef hij commissaris bij Billiton. Ook met het beroemde boek de Max Havelaar van zijn aangehuwde neef Douwes Dekker bemoeide hij zich - tevergeefs - om het niet uitgegeven te krijgen! Na zijn dood bleef zijn weduwe, Mary van der Hucht- Pryce, alleen met een staf personeel op het landgoed wonen. De activiteiten die haar man als herenboer op het landgoed was begonnen, stopte ze. Vaak hield haar nicht Tannatt uit Wales haar gezelschap en regelmatig ontving ze haar broerThomas Pryce en zijn gezin, evenals de vele neven en nichten van haar man die zich inspanden op de tennisbaan. Haar stiefdochter Mientje MacLachlan-van der Hucht vertoonde zich niet al te vaak. Dat deden haar bankiers wel, evenals ook een cavalerieoffkier ter plaatse, George Römer, die ze na haar dood met een vorstelijk legaat bedacht; zijn vrouw kreeg haar'best black lace shawl'. Mary's erfgenamen, twee kleinzoons MacLachlan die in Engeland woonden, verkochten het landgoed in 1895 aan Jacob Theodoor Cremer, die zijn immense vermogen ook in Indië had verworven. Tot op de dag van vandaag zijn Van der Hucht en zijn vrouw verbonden met Santpoort. Beiden liggen begraven op de begraafplaats de Biezen aldaar. Cremer vertrok in 1868, nog geen 21 jaar oud, naar Nederlandsch-lndië. Na een korte tijd bij de factorij van de Nederlandsche Handel Maatschappij te Batavia, ging hij in 1870 over naar de tabakscultuur op Sumatra, de Deli Maatschappij, waarvan hij later de leiding ter plekke zou verkrijgen. Begin dertig, voorgoed een man in bonis, kon hij zich veroorloven om zijn loopbaan in Nederland voort te zetten. Eerst woonde hij met zijn gezin in Den Haag, later in Amsterdam. In 1895 kocht hij Duin en Kruidberg als buitenplaats. Ook hij werd Tweede Kamerlid (tweemaal) en bracht het zelfs tot minister van Koloniën. Later zou hij zijn indrukwekkende loopbaan afronden als president van de Nederlandsche Handel Maatschappij. Tenslotte werd hij na de Eerste Wereldoorlog gezant van Nederland in de Verenigde Staten. Ook in die laatste rol kon hij zijn grote vermogen goed inzetten door een royale gastvrijheid ten toon te spreiden. Daarmee wist hij het prestige van Nederland in de Verenigde Staten te herstellen. Dat was ook wel nodig na de kritiek van de VS (en hun bondgenoten) op de neutrale rol van Nederland in de Eerste Wereldoorlog. Wat bracht Van der Hucht en Cremer ertoe om'dat enorme bezit - Duin en Kruidberg - te kopen? In de 7

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2011 | | pagina 7