Een elfde gebod De paus van Leiden Hendrik de Leth, de kerk vanuit het noordwes ten, zonder bord (1732) waarop een afkortingsteken voor'vers'voorkwam dat hij a! niet meer als zodanig herkende. En in elk geval zijn er foto's van de ingangspartij met een bord, het huidige of een voorganger daarvan, die teruggaan tot ca 1905. De spelling en de belettering zouden misschien enig houvast voor de datering hebben geboden wanneer het oorspronkelijke bord bewaard was gebleven. Nu is de spelling een wat latere variant van de Statenbijbeltekst, die mogelijk bij het opnieuw schilderen van de tekst is aangepast. Vormen als bewaart en ingaat kunnen de oorspronkelijke spellingen bewaert en ingaet op elk moment vanaf de eerste decennia van de achttiende eeuw hebben vervangen. De letters maken deel uit van een gotisch boekschrift, nauw verwant aan dat van de tekst op de preekstoel, maar niet geheel identiek daaraan. Een dergelijk Frakturschrift ziet men al vanaf de late Middeleeuwen. De barokke krullen rond de initialen zijn gangbaar vanaf de zeventiende eeuw. Als sierschrift handhaaft het zich echter tot in onze tijd. De schilder van de huidige plank kan dus zowel zijn oudere voorbeeld hebben nageschilderd, als met behulp van een kalligrafïeboek voor huisschilders zelfstandig deze gotische boekletters hebben aangebracht. Gelukkig zijn er echter oudere afbeeldingen, die ons verder op weg hebben geholpen. De meeste tekeningen en prenten zijn te onduidelijk of net uit de verkeerde hoek gemaakt om zekerheid over zo'n betrekkelijk klein detail te geven, maar na lang zoeken vonden we het vroegste onomstotelijk bewijs van het bord op een pentekening van Tavenier uit 1783. Onder de iets vroegere afbeeldingen zijn enkele twijfelgevallen maar op sommige uit de eerste helft van de achttiende eeuw lijkt de plank aantoonbaar afwezig, zoals bijvoorbeeld op de gravure van De Leth uit 1732. Dat maakt het mogelijk om het aanbrengen van de tekst met vrij grote zekerheid tussen ca. 1740 en ca. 1780 te plaatsen. Deze datering stemt ook goed overeen met die van de genoemde parallellen in binnen- en buitenland. In vrijwel alle gevallen gaat het om opschriften uit de achttiende eeuw, met een zekere concentratie rond het midden daarvan. Om zekerheid over de bedoelingen bij het aanbrengen van het Predikervers te krijgen, kan men proberen na te gaan in welke context het destijds gebruikt werd. Wij vonden daarvoor enkele sprekende aanwijzingen. Een opvallend voorbeeld vormt de plaats van het vers in de kerk van het Betuwse dorp Est. Daar is het niet aangebracht bij de ingang van het gebouw, maar op een tien gebodenbord uit 1749, dat nagenoeg gelijktijdig met de bouw van de kerk moet zijn opgehangen. Een duidelijke indicatie dat de bijbeltekst destijds zeer ernstig werd genomen en als het ware de status kreeg van een extra gebod, dat werd toegevoegd aan de lijsten uit Exodus en Deuteronomium. Wat voor lieden in aanmerking kwamen voor het vermaan van Prediker blijkt, wanneer we een predikant aan het woord laten. Professor Joan van den www.onsbloemendaal.nl nr. 1 voorjaar 2012 27

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2012 | | pagina 27