Een kreupeldicht?
enkele decennia in de recente literatuur over de kerk
voortwoekert. De eerste regels hebben aanleiding
gegeven tot naarstig speurwerk naar een zekere Jacob
Camp in wiens schuur de hervormde diensten zouden
zijn gehouden voordat het kerkgebouw gestalte
kreeg. Sliggers heeft in zijn verdienstelijke boek over
Bloemendaal uit 1986 zelfs een duinmeierszoon Jacob
van Campen ten tonele gevoerd die de veronderstelde
eigenaar van deze oude schuur zou zijn geweest. Dat
alles berust echter op een verkeerde lezing van het
zeventiende-eeuwse gedicht. De eerste twee regels
moeten als volgt worden begrepen: Toen in een oude
schuur bij het huis te Bloemendaal op Pasen (is dit
goed?-tn)uit de mond van Jacob Camp Gods woord
werd vernomen...
Jacob Camp was de bekende Haarlemse dominee
Campius, die als voorzitter van de classis de
kerkstichting in Bloemendaal van harte had gesteund.
En de schuur was van Lucas van Valckenburg die
het aloude Huis te Aelbertsberg als buitenplaats
bewoonde, precies zoals het trouwens in het oudste
lidmatenregister van de kerk genoteerd staat. (afb. 3)
Dominee Barger die in 1895 de eerste geschiedenis van
de kerk schreef, sprak misprijzend over een kreupeldicht
toen hij tekst van het cartouche citeerde. Het is de
vraag, of hij de dichter daarmee voldoende recht
doet. Het gedicht is geheel volgens de voorschriften
geschreven, die in 1636 golden. Het bestaat uit een
tiental alexandrijnen, de destijds favoriete versregel, die
door louter jamben wordt gevormd, dat wil zeggen
uit een voortdurende opeenvolging van lettergrepen
zonderen met klemtoon.Voorgeschreven waren
verzen van twaalf syllaben veelal gepaard gerijmd met
mannelijk eindrijm (onze regels één en twee, vijf en zes
en negen en tien) of van dertien syllaben met vrouwelijk
eindrijm (onze regels drie en vier en zeven en acht).
Het lijkt maar één keer mis te gaan, namelijk in regel
zeven, die veertien lettergrepen telt omdat de naam
Johannes Lubbèrti twee onbeklemtoonde syllaben
achtereen bevat. In de literaire theorie van de tijd
werd echter een enkele extra lettergreep zonder
klemtoon getolereerd, al was het maar omdat men
in het Nederlands daar haast niet onderuit komt. En
blijkbaar heeft de dichter de plechtig voluit geschreven
naam van dominee Lubberti laten prevaleren boven de
gemakkelijke uitweg om de man alsJohan Lubbèrti in
zijn gedicht te laten optreden.
De lelijkste oneffenheid zit in de regels drie en vijf. Het
werkwoord soght kan geen ander onderwerp hebben
dan van Loo en vander Camer. Zou een enkelvoud nog
te verdedigen zijn door beide stichters als een collectief
op te vatten, dan laat zich dat toch in elk geval niet
rijmen met het meervoud hebben in regel vijf, waarvan
nog steeds dezelfde heren het onderwerp zijn.
En het lijkt erop dat de steenhouwer hierdoor ook in
de war is geraakt! Uit de vorm van de belettering blijkt
dat hij het voorvoegsel van in regel drie aanvankelijk
www.onsbloemendaal.nl nr. 2 zomer 2012 25