Gemoedsrust Bloemendaalse steen te komen. Een tweede spoor loopt vanuit de eerste Stobaeusvertaling die in 1543 door de grote Duitse humanist Conrad Gesner vervaardigd werd. Ook die vertaling werd een drukkerssucces met meerdere edities tot in de volgende eeuw. En Gesner maakte van kalon hèsuchia precies de woorden van onze steen: bona res quies. Intussen was echter al een derde tekst in omloop die misschien nog iets hogere ogen gooit, in 1514 liet Erasmus een lange tijd populair boekje voor de schooljeugd verschijnen met daarin zijn eigen vertaling van de spreuken van de Zeven Wijzen. Daarvoor gebruikte hij niet de grote boeken van Diogenes of Stobaeus maar een Venetiaanse editie uit 1495 van een verder onbekend Byzantijns handschrift. En Erasmus vertaalde onze Perianderspreuk precies eender als Gesner drie decennia later met bona res quies. Hoewel sommige Haarlemse kooplieden voldoende opleiding hadden genoten om de boeken van Diogenes en Stobaeus te lezen, ligt het toch meer voor de hand dat Van der Camer zijn Latijnse spreuk uit een schoolboek heeft gehaald. Nu we min of meer weten, hoe de Griekse spreuk op de Bloemendaalse kerkmuur is gekomen, resteert nog de vraag waarom deze tekst daar staat. Met de eerstesteenlegging heeft hij niets van doen. We veronderstellen, dat het de lijfspreuk van de Haarlemse burgemeester was. Dergelijke korte deviezen, vaak samen met een wapen gevoerd, waren onder aristocraten tamelijk gangbaar. Helaas is geen afbeelding van Van der Camer of diens wapen bekend waarop de spreuk vermeld staat. Wel vonden we parallellen, zoals een Zwitsers glas-in- lood wapenglas uit 1616, waarop de landvoogd van Thun precies dezelfde lijfspreuk voert. Tenslotte, welke betekenis of betekenissen hebben de burgemeester en zijn tijdgenoten aan de spreuk toegekend? Daarvoor kunnen we putten uit de stroom van publicaties die in het voetspoor van Diogenes, Stobaeus en Erasmus over de spreuken van de Zeven Wijzen in de 16de en 17de eeuw zijn verschenen. En dan blijkt dat de positief beoordeelde quies vooral als gemoedsrust werd opgevat. Welhaast zeker onderschreven Van der Camer en de geschoolde Bloemendaalse kerkgangers derhalve de uitleg in verzen, die de dichter Ruxeiius (1530-1586) in zijn nog in 1636 herdrukte Poëmata aan bona res quies gaf: Dulce, quies animi, quam vita innoxia praestat: Nescit mens sceleris conscia, pace frui Zoet is de rust van 't gemoed, die een schuldeloos leven kan geven, Is de geest zich van boosheid bewust, in vrede kan hij niet leven. ^rv> In het vorige nummer van Ons Bloemendaal zijn de verkeerde afbeeldingen bij het artikel 'De stichtingscartouche in de dorpskerk van Bloemendaal' geplaatst. Daarom zijn dezelfde afbeeldingen nu bij de juiste tekst geplaatst. U vindt alle drie artikelen over de dorpskerk met de juiste afbeeldingen integraal op onze website www.onsbloemendaal.nl Onze excuses voor de vergissing. •p* j/ Als in een oude tchucr vanJÜCOB Catitp Godt-, Woord By thuys »c Bloemt nclacl op pascha wit rd gehoord fpZMilt'n 5?° fo£'hl met he'fg*(or? v<>" Loo en vanderCamer O lot eer een plaats te maken veel becjuamcr En hebben met veel moeyt dc feeck foo wel bereyd ,.w Dat aen dees KercKalhier is deerde deen qteleyd h„,JOilünneS Ltlbbcill zoon tot dienacr Aen^cnorrwn Deerf barder van decs plaats loo isdcntyt pccomcn Dat g'ememte hem vier lacr na deerde dagh Dgtocdmzy Maert Op pascha in dees Kcrcle twoord keren faqh »VC De Van der Camer-cartouche NHA. (foto Amal Ahmed) Gillis van Scheyndei, portretcartouche van Johan van der Camer (NHA 53-002300M) www.onsbloemendaal.nl nr 3 najaar 2012

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2012 | | pagina 28