10 www.onsbloemendaal.nl nr. 4 winter 2013
In het Memoriaal van
Burgemeesteren, 142 banden
waarin van 1539 tot 1813 de
besluiten van burgmeesters zijn
opgetekend, lezen we op 2
oktober 1728:
De Heer mr. Cornelis Sylvius,
raadt en regerend burgmeester
deserstadt, heeft tercamere [de
burgmeesterskamer] gepraesenteert
sijne commissie, waarbij hij door
de Ed. Gr. Mog. Heeren Staaten van
Holland ende West Vrieslandt was
aangestelt tot Baljuw, Stathouder
van de leenen ende houtvester van
Brederode. Ende also de jurisdictie
van Brederode soo na aan dese
stadt is geënclaveert [omsloten] en
genoegsaam aan de stadspoorte
komt, versogte sijne Edele met haar
Ed. Gr. Ag tb. te mogen leeven in een
goede correspondentie [onderlinge
verhouding], met verseeckeringe van
sijn kant alles te willen contibuëren,
't geen eenigsints in Sijn vermogen
sal sijn ende versoeckende wijders het
gebruik van het vertrek ofte Justitie-
Camer alsmede vant Gevangenhuis.
Waarop sijn Edele met de gemelte
sijne commissie is gefeliciteert
ende vande sijde van Haar Ed. Gr.
Agtb. mede betuijgt het vermaak
en pleijsier voor dese stadt, omme
in alle vriendschap en goede
correspondentie te leeven, ende is
wijders aan sijn Ed. Geaccordeert
en toegestaan, soo voor civile als
criminele saacken het gebruik van
het vertrek ofte Justitie Camer op
't stadhuijs ende het Prinsenhof
alsmede hetgevangenhuijs.
Sylvius moest vervolgens een
'akte van non praejudice'tekenen.
Hierin verklaart de baljuw zich
goed te realiseren dat het feit
dat burgemeesters het stadhuis
voor een bepaalde periode ter
beschikking stellen, niet betekent
dat zij gehouden zouden zijn
dat ook in de toekomst te doen.
Vrouwe Justitia aan de gevel van de
Grote Vierschaar
De achtergrond van deze akte,
die elke nieuwe baljuw moest
tekenen, is duidelijk: Haarlem wilde
de handen vrijhouden en wenste
zich, als autonome stad, niet te
binden aan een functionaris van
het centrale gezag.
Tot slot
Niet alleen op het gebied van
justitie maar ook op vele andere
terreinen zijn er verbindingen
tussen Haarlem en Bloemendaal.
We noemen slechts één voorbeeld.
In 1636 werd de Bloemendaalse
dorpskerk gebouwd. Deze telde
tien fraaie ramen, gemaakt
door de vermaarde Haarlemse
glasschrijver Pieter Holsteyn.
Twee ramen werden geschonken
door de Staten van Holland, een
door de vier stichters en een
door de ambachtsheer Johan
Wolfert, vijfentwintigste heer
van Brederode. De andere waren
geschonken door de steden
Haarlem, Dordrecht, Leiden,
Alkmaar, Hoorn en Beverwijk.
Deze ramen werden echter omdat
ze gammel en tochtig waren
geworden, in 1867 door het
kerkbestuur van de hand gedaan.
Gelukkig kwamen ze in goede
handen en werden ze voor vijf
gulden per stuk aangekocht door
mr. A.J. Enschedé, die er vier aan
de stad Haarlem schonk om in de
Gravenzaal van het stadhuis te
plaatsen. De Bloemendalers kregen
al snel spijt van hun daad van
cultuurvandalisme. In 1907,1926
en 1937 kocht men zes originelen
die tot dan een zwervend bestaan
hadden geleid, voor veel geld
terug. Van de vier ramen in de
Gravenzaal werd een kopie
gemaakt. In Haarlem hangen dus
tot op de dag van vandaag vier
originelen. Dit zijn de ramen van
de stichters en van Haarlem, een
van de twee ramen van Holland
en het raam van de baljuw, gesierd
met zijn wapen en dat van zijn
echtgenote. En zo is de baljuw van
Brederode die eeuwenlang over
inwoners van de latere gemeente
Bloemendaal recht sprak in het
stadhuis van Haarlem, daar nog
steeds aanwezig.
Literatuur
Wim Cerutti, Het stadhuis van
Haarlem. Hart van de stad (2001
Wim Cerutti, Het stadhuis van
Haarlem als 'Paleys van Justitie',
in: Criminaliteit en Justitie.
Voordrachten gehouden bij de
aanbieding van het eerste
exemplaar van catalogus
nr. 34 'Criminaliteit en Justitie'van
Antiquariaat A.G. van der Steur in het
stadhuis van Haarlem op 3 februari
2012.(2012).
BertSliggers, Bloemendaal. 350jaar
kerken dorp (1986).
P. Hoekstra, Bloemendaal. Proeve
ener streekgeschiedenis 1947).
'Niet alleen op het gebied van justitie maar ook op vele andere
terreinen zijn er verbindingen tussen Haarlem en Bloemendaal'