www.onsbloemendaal.nl nr. 4 winter 2013
De meeste tijd
besteedden de
baljuwen aan hun
justitiële taak, zoals
het in overleg met
de plaatselijke schouten handhaven
van plakkaten en verordeningen
en aan onderzoek, opsporing,
vervolging en berechting van
strafbare feiten. De baljuw werd
benoemd door de graaf, later door
de Staten van Holland.
Baljuwschap Brederode
Tot het baljuwschap van Brederode
behoorden onder andere de
bannen (rechtsgebieden)
Aelbertsberg (nu Bloemendaal),
Vogelenzang en Tetterode (nu
Overveen), die gezamenlijk één
ambachtsheerlijkheid vormden.
Verder Zandvoort, Velsen met
Santpoort en boven het IJ
het ambacht Schoorl met de
buurtschappen Hargen en Kamp.
Sommige bannen die tot het
baljuwschap Brederode behoorden,
grensden aan de stad Haarlem,
zoals Schoten, Akendam, en
Haarlemmerliede met Noord-
Schalkwijk.
Het baljuwsgerecht of Hoge
Vierschaar van Brederode,
bestond uit de baljuw en zeven
leenmannen, die twee jaar in
functie bleven. Nieuwe leden
werden na 1679 benoemd door
de Staten van Holland uit een
door de baljuw en leenmannen
opgestelde voordracht. De baljuw
beschikte als bestuurlijk en justitieel
topambtenaar over een secretaris,
een bode en een deurwaarder.
De heren van Brederode
bestuurden hun baljuwschap
vanuit het onder Santpoort
gelegen kasteel Brederode. Dit
werd in 1426 verwoest, en in 1573
nog eens geplunderd en in brand
gestoken. Zij bezaten ook kasteel
Batenstein in Vianen en dat werd
toen hun hoofdzetel. In 1492
verwierven zij ook Huis ter Kleef
nabij Haarlem, waar ze eveneens
regelmatig verbleven.
Een bekend lid van de familie is
Johan Wolfert (1599-1655). Na
het overlijden van zijn eerste
vrouw Anna van Nassau-Siegen,
hertrouwde hij in 1638 met
Louise van Solms, jongste zusje
van Amalia, de echtgenote van
stadhouder Frederik Hendrik.
Hun jongste kind Wolfert
overleed in 1679, de laatste
mannelijke Brederode. Daarop
verviel het baljuwschap Brederode
aan de Staten van Holland, die
in 1722 de ambachtsheerlijkheid
Aelbertsberg, Tetterode en
Vogelenzang aan de stad
Haarlem verkochten.
Het baljuwschap Kennemerland,
gesticht door Floris V in
1254, omvatte een aantal
ambachtsheerlijkheden ten
noorden van het IJ, onder andere
Heemskerk, Castricum, Limmen,
Heiloo, Akersloot, Jisp, Wormer
en Oostzaan, en ook ten zuiden
van het IJ, waaronder Spaarndam,
Aalsmeer, Heemstede en
Bennebroek. Sommige ambachten
grensden aan het rechtsgebied
van de stad Haarlem, zoals Zuid-
Schalkwijk en Vijfhuizen, Schoter
Vlieland, Schoterbosch en
Hoogerwoerd.
De baljuwen van Kennemerland en
van Brederode hadden geen eigen
gerechtsgebouw maar spraken
eeuwenlang recht op het stadhuis
van Haarlem, waar ze verschillende
justitiële vertrekken mochten
gebruiken zoals de justitiekamer,
maar ook de gevangenis, de
stedelijke brandmerken en niet
in de laatste plaats het schavot.
Dit alles is bijzonder te noemen
want deze situatie kwam elders
in Holland weinig voor. Het duidt
mogelijk op de grafelijke oorsprong
van de lokatie waar het stadhuis is
gebouwd.
Dit medegebruik van het Haarlemse
stadhuis door de baljuwen gold
overigens niet het gehele jaar.
Berechting van daders van zware
misdrijven concentreerde men
op enkele rechtsdagen, meestal
in voor- en najaar en dan trok het
baljuwsgerecht naar Haarlem.
Het stadhuis van Haarlem
In Haarlem werden eeuwenlang
vrijwel alle onderdelen van het
justitiële bedrijf op het stadhuis
uitgeoefend. Veel herinnert nog
aan die tijd. Begin zeventiende-
eeuwse gevangeniscellen waar
de tijd lijkt te hebben stilgestaan,
gerechtigheidsvoorstellingen,
doodshoofden in hout en steen,
beulszwaarden en de justitiekamer.
Hier zetelde de schout, politie,
schepenbanken rechtbank. Hier
werden sommige verdachten
aan een 'scherp examen'oftewel
'tortuur'onderworpen. En hier, op
het schavot, deed de beul zijn werk.
De kern van het huidige Haarlemse
stadhuiscomplex wordt gevormd
'Toen in 1813 de Fransen het veld ruimdenwerd de
naam gewijzigd in Rechtbank van Eerste Aanleg'