I
Noodziekenhuis
J-- .ik. -Jkl
Het hotel circa 1930. Rechts het raadhuis van Zocher
In de loop van de tijd kreeg Van Ouds het Raadhuis
voor de Wehrmacht naast een militaire ook een
'troostfunctie'. Vanuit ons huis hadden wij goed zicht
op het gaan en komen van jonge vrouwen. Met
verachting spraken mijn ouders over'muizen'en
'Wehrmachts-matrassen'. In het door de gemeente in
1995 uitgegeven boekje Bloemendaal 40-45, staat een
treurige foto van bedjes met baby's die vanwege de
nazi-ideologie verwekt werden. Misschien wel in Van
Ouds het Raadhuis. Wat is er van hen geworden?
Vanaf 20 september 1944 trekken de Duitsers zich
terug uit Van Ouds het Raadhuis en wordt het
ingericht als (gemeentelijk) noodziekenhuis. Huisarts
Van Oldenborgh uit Overveen vervult de functie van
geneesheer-directeur en ook andere artsen uit de
omgeving verlenen zorg. Naast een hoofdverpleegster
en drie gediplomeerde verpleegsters bestond het
overige personeel voornamelijk uit vrijwilligers. Dat
waren meestal jonge vrouwen uit de omgeving.Tot
kort na de bevrijding hebben de vrijwilligers hun werk
gedaan. Medio juni 1945 werd het noodziekenhuis
gesloten.
Pikant is het feit dat de oprichting van het
noodziekenhuis gesteund werd door de toenmalige.
NSB-burgemeester Zigeler. Die was door Van
Oldenborgh gewaarschuwd voor het besmettingsrisico
door difteriepatiënten na de door Zigeler afgekondigde
ontruiming van woningen en de evacuatie van
bewoners van het dorp Bloemendaal op 19 september
1944. Voor deze patiënten moest een opvang komen,
aldus Van Oldenborgh. Na goedkeuring van de
burgemeester heeft hij snel overeenstemming bereikt
over het inrichten van Van Ouds het Raadhuis als
noodziekenhuis met de beheerder/directeur van het
gebouw, Han Kok. De gemeente Bloemendaal was
bereid de maandelijkse huur van 600 gulden te betalen.
Om juridische complicaties te voorkomen is het geen
noodziekenhuis geworden van de gemeente maar
werd een zelfstandige stichting opgericht. Ondanks
het onbezoldigde werk van de vrijwilligers en de staf,
de huurbijdrage van de gemeente en een onder de
burgerij opgehaald bedrag van 1812,25 gulden, kon
de stichting financieel niet volledig rondkomen. De
gemeente heeft na de oorlog het tekort aangevuld
waarna de stichting werd geliquideerd.
Onopgelost zijn nog de vragen of Van Oldenborgh
werkelijk de difteriepatiënten ergens wilde
onderbrengen, en of dit feitelijk in Van Ouds het
Raadhuis is gebeurd, dan wel dat hij Zigeler met zijn
medische verklaring op het verkeerde been heeft gezet.
Naast de officiële status van een dependance van het
Haarlemse Diaconessenhuis, werd het noodziekenhuis
namelijk ook een opvangplaats voor onderduikers en
mensen uit het verzet. Door het difterie-argument
kreeg het noodziekenhuis voor de bezetters het
stigma van een plaats waar zij maar beter weg konden
blijven. Dat laatste is een veel gehoorde lezing maar
het is de vraag of die lezing wel klopt. Waar of niet,
feit is dat het noodziekenhuis door het toenmalige
www.onsbloemendaal.nl nr. 2 zomer 2013 21
HET HAAOHt