De enige intacte vinkenbaan in Nederland 14 www.onsbloemendaal.nl nr. 3 herfst 2014 Het vinkenhuisje met de ingang aan de noordkant, rechts op de foto de druip aan de westkant. De druip is het oost-west gerichte veldje waarop de netten werden uitgespreid. (Foto Wim Post) Hans Vader en Gert Baeyens Op vijf minuten gaans vanaf de ingang Oase in de Amsterdamse Waterleidingduinen, staat een gerestaureerd vinkenhuisje, vroeger van defamilie Van Lennep nu in gemeenschappelijk eigendom van de gemeenten Amsterdam en Bloemendaal Aan de hand van dit artikel leert u hoe het vinken vangen vroeger in zijn werk ging. www.onsbloemendaal.nl nr. 3 herfst 2014 Waar komt de naam Zeerust vandaan? De vinkenbaan van Zeerust is in 1854 gebouwd door Aernout van Lennep (1827-1891), zoon van David Jacob van Lennep en Anna Catharina van der Poll. Zeerust was de naam van het eveneens door hem gebouwde naburige boerderijtje en verwijst naar Aernouts pensionering als luitenant ter zee. Eén of twee jaar daarvoor maakte Aernout de eerste baan bij Zeerust, zo'n 200 meter ten westen van het nu nog bestaande huisje. Die vanginstallatie voldeed kennelijk niet en werd meteen verlaten. Bij de nu nog bestaande vinkenbaan kwamen elk najaar een paar duizend vinken naar beneden. Tijdens hun trek naar het zuiden, van half september tot half november, probeerde men er zoveel mogelijk te vangen, gewoon als lekkere hapjes die geroosterd en wel, met bot en al werden opgegeten. Ieder seizoen, vanaf 1856 tot en met 1911, werden alle vangsten opgetekend in het vinkersdagboek. Overigens waren er in het Bloemendaal van vóór 1800 nog twee vinkenbanen met dezelfde naam, één in het Oosterduin en één in Bennebroek. Het is niet bekend of deze ook iets te maken hebben met een gepensioneerde zeeman. Hoe ging dat vangen in zijn werk? Deze installatie bestond uit een vinkershuisje, met aan de westkant een rechthoekig veldje van ongeveer 40 x 12 meter, de zogenaamde druip. Op het veldje lag het druipnet, bestaande uit twee "deuren". Als het net vangklaar lag, lagen de deurnetten opgevouwen aan de zijkanten van de druip. Als er volgens de vinkersbaas voldoende vogels op de druip waren geland, klapte hij vanuit het huisje de netten dicht door aan de treklijn te rukken die via een sleuf in de muur naar buiten liep. Dat was altijd een spannend moment: wachtte men tot verreweg de meeste trekvogels waren geland of was een kleinere "slag" al voldoende om te "slaan"? Iwdt vnjltjerró schoon ongevraagd Zoot vinkenvangen U Müigt slian af 11 fd nJe»z birr. Maar heMgijgeen lipf MifxT) Ca in '1 verdg nu ar Jivf.st vMffy JACOHSXOk Bezoek was welkom tijdens het vinken vangen maar men moest zich wel rustig en geïnteresseerd gedragen. Bezoekers mochten ook wel eens de netten toe trekken maar wel net zo snel en handig als de vinker zelf. Vielen de deuren te langzaam dicht, dan vlogen teveel vinken alsnog weg en moest de "schuldige" een boete betalen. Het beroepsmatig vangen van vinken was voor de meesten een bijbaan. Meestal waren de vinkers landarbeider of timmerman. Jacob Stok was metselaar en maakte in 1790 een vinkenbaan bij Bleek en Berg. (Foto Hans Vader) Zeerust

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2014 | | pagina 14