www.onsbloemendaal.nl nr. 2 zomer 2016
Vader Van de Bunt met zoontje Lisa (de auteur) en zijn
oudere broer voor hun huis aan de Duinwijckweg
Op vrijdag 16 oktober 1942 om kwart
voor negen 's avonds zag mijn vader
Henk van de Bunt tot zijn verrassing
een dik ingepakte baby voor de deur
van ons huis liggen. Nog dezelfde
avond belde hij in goed vertrouwen het
politiebureau in Overveen, gemeente
Bloemendaal, om de vondeling te melden.
De dienstdoende brigadier Bikkel noteerde het
gebeurde en lichtte ook de Haarlemsche Courant
in. Op 20 oktober meldde deze krant dat bij een
villa in Bloemendaal een kind van acht maanden -
grijsblauwe ogen, donkerblond haar, rond gezichtje
- was aangetroffen. Zes dagen later deed mijn vader
officieel aangifte bij de ambtenaar van de burgerlijke
stand in Bloemendaal. Het jongetje werd ingeschreven
als Remi van Duinwijck. Zijn voornaam verwees naar
de gelijknamige vondeling in het bekende boek Sans
famille (Alleen op de wereld) van Hector Malot, zijn
achternaam naar de weg waar hij was achtergelaten.
Het onbekende kind had een naam gekregen in de
hoop dat het daarmee gelegaliseerd was.
Anna M.G. Nierhoff, hoofd van het Bloemendaalse
gemeentearchief, schreef op 26 oktober 1942 in haar
oorlogskroniek, die pas na de oorlog zou worden
gepubliceerd, over Remi. Ze schreef wat de heer
Van de Bunt bij de politie had gemeld: het kindje
was 'gekleed in roze reiszak met kaper, roze gebreid
jasje met mutsje, wollen luier, twee katoenen luiers,
wollen kamizool' 30 oktober 1942: 'Op last van de
Sicherheitspolizei werd het te vondeling gelegde
kind door mevrouw Van de Bunt naar het gebouw
van de Sicherheitsdienst (S.D.), Euterpestraat 99 te
Amsterdam gebracht en aldaar ter beschikking van de
S.D. achtergelaten.'
De brief van mijn moeder
In een brief van 6 november 1942 aan haar
stiefmoeder die wij 'tante Greet' noemden vertelde
mijn moeder wat haar en mijn vader een week eerder
was overkomen op het beruchte politiehoofdkwartier
in de Euterpestraat. Enkele passages: 'Dond. 29
oct, den volg. avond dus wéér een bel. Politie. Ik
moest (oproep der Sicherheits Polizei) Vrijdag met
Remi komen in de Euterpestraat, ter confrontatie met
mogelijke ouders. Nieuwe schrik Vrijdagmorgen
9 u. togen we met Remi nr Amsterdam. Gelukkig kon
Juffie passen op het kroost. Remi was erg lief en zoet in
den trein en ook daar op het bureau. Henk bleef in de
gang, daar het ons beter leek, dat ik als vrouw alleen,
naar binnen ging. Ik heb er wel een uur gezeten, telkens
kwamen er officieren die zeiden: 'Dat is een Joodsch
kind, dat mag u niet houden.' Steeds antwoordde ik: 'Hij
is niet besneden, dus niemand weet of het een Joodsch
kindje is.' Maar daar gaven ze niets om, en zonder eenig
bewijs werd 't arme kind van me afgenomen om naar
het Joodsche concentratiekamp te worden gevoerd. Een
weerloos kindje van acht maanden. - 'Ik was zoo kapot,
ik dacht er niet eens aan Henk te waarschuwen. Nog een
poos hielden ze me daar, toen kon ik gaan. Met Henk
hebben we toen dadelijk alle mogelijke moeite gedaan,
om het ongedaan te maken. Henk had nog introducties
voor den Joodschen Raad, maar het hielp niets. Ik belde
nog den kinderrechter op, en de politie in Bloemendaal,
maar niemand kon er iets tegen doen. Remi ging zoo
zoet mee, gaf geen kik. Later heb ik hem nog even
teruggezien in den Joodschen Schouwburg, waar het
transport zich moest verzamelen. Toen was hij ook zoet.
Maar we werden meteen weggestuurd door een soldaat.
Is het niet vreselijk. Wil je wel gelooven dat het ons was
of we een eigen kind moesten afstaan? Hij had al Lisa's
kleertjes aan. Thuis was er ook groot verdriet. Mary
hield zóóveel van hem. Maar 'de lieve Heer zal hem wel
terugbrengen,' zei ze steeds.' Einde citaat uit de brief van
mijn moeder.
Met de 'Joodsche Schouwburg' werd de Hollandsche
Schouwburg aan de Plantage Middenlaan bedoeld,
waar de opgepakte Amsterdamse joden bijeen werden
Het huis op de Duinwijckweg waar Remi
te vondeling was gelegd.
www.onsbloemendaal.nl nr. 2 zomer 2016
gedreven voordat ze naar het 'doorgangskamp'
Westerbork werden getransporteerd. Remi werd naar
de kindercrèche gebracht, die aan de overkant van
de Hollandse Schouwburg lag. Dat was niet per se
ongunstig, omdat vanuit deze crèche uiteindelijk 800
joodse kinderen door verzetsmensen in veiligheid
konden worden gebracht. Met Remi lukte dit niet, omdat
dit kind een lieveling werd van Duitse officieren en het
teveel zou opvallen als hij ineens verdwenen was. Zijn
charme is Remi noodlottig geworden.
Waren mijn ouders op de hoogte?
Of mijn ouders geweten hebben dat de vondeling bij
hen gebracht zou worden? De dochter van de familie
Van Dis, waar Remi voor hij te vondeling werd gelegd,
verbleef kan het niet bevestigen. Zij zegt dat haar
ouders de stelregel hadden niets te vertellen en hun
kinderen opdroegen over niets dat hen mogelijk opviel
te praten. Van Kolfschoten suggereert het wel in zijn
in 1997 verschenen boek over de Beethovenstraat.
Hier woonde de SS-arts Strak die verantwoordelijk was
voor Remi's uiteindelijke deportatie naar Sobibor. Van
Kolfschoten schrijft: 'Toen de deportaties in juli 1942
begonnen probeerden joden hun baby's soms veilig
te stellen door deze te 'ariseren' via pleegouders. De
baby werd dan te vondeling gelegd op een met de
aanstaande pleegouders overeengekomen plaats. Dit
was ook gebeurd met het jongetje Remi van Duinwijck.
Onwaarschijnlijk lijkt dit niet: mijn vader en de heer
Van Dis kenden elkaar vanuit de kerkenraad van de
Nederlands Hervormde kerk. Daartegen spreekt het
relaas van mijn moeder in haar brief aan tante Greet,
waar ze haar verbazing over de komst van 'de kleine
Mozes' uitspreekt. Was ook dat afgesproken werk in
verband met mogelijke briefcensuur om de Duitsers op
een dwaalspoor te brengen?
Verschil met vondeling in Aerdenhout
Het te vondeling leggen van joodse kinderen liep in een
aantal gevallen wel goed af. In dezelfde periode werd
bij de familie Swellengrebel in Aerdenhout ook een
vondeling neergelegd. De agent die het bericht bij de
familie opnam zei: 'dit leg ik in de onderste la van mijn
bureau' Het meisje werd als Anneliesje van Vollenhoven
ingeschreven en na de oorlog herenigd met haar
moeder, die het concentratiekamp had overleefd.
De overeenkomst is treffend: mijn ouders noemden
het jongetje Remi van Duinwijck, want gevonden op
de Duinwijckweg, de familie Swellengrebel noemde
hun vondeling Anneliesje van Vollenhoven, naar de
laan waar zij woonden. Waarom ging het daar goed
en bij mijn ouders niet? Een mogelijke verklaring is dat
brigadier Bikkel die het bericht van mijn vader opnam
het niet in de onderste la heeft gelegd, maar er actief
mee aan de slag is gegaan. Op 20 oktober 1942 stond
immers al het bericht in de Haarlemsche Courant over
de vondst van de baby.
Vlak vóór het einde van de oorlog is Bikkel voor het
politiebureau Overveen onder onopgehelderde
omstandigheden doodgeschoten. Een afrekening
van het verzet met deze brigadier? Is het verschil
dat het meisje in Aerdenhout niet officieel is
aangegeven op het gemeentehuis? Hiervóór pleit
het gegeven dat huisarts Heering na enig overleg
in vertrouwen werd genomen en haar accepteerde.
Hiertegen spreekt dat mevrouw Nierhoff in haar
oorlogskroniek op 30 oktober 1942 de vondst van
deze vondeling vermeldt. Wist zij het uit hoofde van
haar functie op het gemeentehuis of was het haar
langs onofficiële wegen ter ore gekomen? Of heeft
zij het pas na de oorlog toegevoegd toen de goede
afloop met deze vondeling bekend was geworden?
Het gemeentebestuur van Bloemendaal bestond uit
NSB-ers, dus als daar iets bekend was betekende dat
gevaar.
Verraad?
In oktober 1942 was het nog geen officiële
beleidslijn om vondelingen qualitatequa als joods
te beschouwen. Die verordening werd pas in januari
1943 aangekondigd en zou pas van kracht worden
in maart 1943, dat wil zeggen een half jaar na de
gebeurtenissen met de kleine Remi. Men kan dus
aannemen dat deze regel in oktober 1942 nog niet
werd toegepast.
Verraad? Maar dan verraad van wie? Van brigadier
Bikkel, van buren of kennissen van mijn ouders,
ergens in de keten van studentenverzet en