Kops was niet alleen gespitst op woongenot en goede
smaak, maar evenzeer op praktisch nut
www.onsbloemendaal.nl nr. 1 voorjaar 2017
Willem Philip had zijn brede
belangstelling van niemand
vreemds. Zijn vader Willem
(1724 - 1776) werd bij zijn
dood herdacht als 'een man
in wien Haarlem een steun,
Nederland een menschenvriend, de konsten en
wetenschappen een voorstander verloren
heeft' Deze verdienstelijke dichter en publicist
legde ook een rijke natuurhistorische verzameling
aan en bedreef geestdriftig de astronomie. Dat
waren dure liefhebberijen, maar hij had er het
geld voor. Het familiekapitaal van de Kopsen was
verdiend met de productie van en de handel
in lijnwaad en andere stoffen, en zorgvuldig
opgebouwd en beheerd door generaties van
spaarzame en sobere doopsgezinde ondernemers.
Zo waren er meer in Haarlem; de stad herbergde
een hechte coterie van onderling verwante rijke
dopersfamilies, zoals Barnaart, Hodshon, Teyler,
en Kops. In de late achttiende eeuw bezetten
ze steeds meer sleutelposities in het culturele
en intellectuele leven van de stad. Onze Willem
Philip, geboren op 16 januari 1755, kwam dus in
een gespreid bedje terecht. Over zijn jonge jaren
zijn we slecht geïnformeerd. Hij trouwde op zijn
27ste met een meisje uit de coterie, Cornelia de
Wolff (1763 - 1820). Het paar nam zijn intrek in zijn
ouderlijk huis, een stadspaleisje aan de Nieuwe
Gracht (thans no. 74) in Haarlem. Zijn vader had
dat al laten verfraaien, onder meer met decoratieve
schilderingen van Jacob de Wit, maar Willem Philip
deed daar nog een flinke schep bovenop. Naar
ontwerpen van de Amsterdamse stadsarchitect
Abraham van der Hart werd het huis ingrijpend
verbouwd en opgeluisterd. Het prachtvolle
Lodewijk XVI-interieur van de salon is thans in het
Rijksmuseum te bekijken.
Wildhoef
In 1787 verwierf hij van zijn zuster Johanna de
buitenplaats Wildhoef in Bloemendaal (zie het
artikel op pag 20). Ook daar werden huis en park
onmiddellijk grondig onder handen genomen,
onder meer door dezelfde architect Van der Hart
(zie het artikel op pag 6). Maar als een goede zoon
van de Verlichting was Kops niet alleen gespitst op
woongenot en goede smaak, maar evenzeer op
praktisch nut. Zo ondernam hij pogingen om de
duinen op zijn landgoed te ontginnen. Dat deden
meer vooruitstrevende grondbezitters, maar Kops
pakte het groots aan. In 1791 liet hij de Molenduinen
beplanten met uit Schotland aangevoerde
dennenbomen. Een paar jaar later liet hij uit Spanje
een kudde van honderdvijftig merino-schapen
overkomen, om dezelfde Molenduinen te begrazen.
Teneinde een ras te verkrijgen dat bestand was tegen
de schrale duinomgeving werden ze gekruist met
'inlandsche ooyen' Sindsdien heten de Molenduinen
'Schapenduinen'. Het leverde allemaal niet zo veel
op, maar Willem Philip kon zich wel wat nuttige
mislukkingen veroorloven. Niet minder productief
was zijn stadsbestaan. In het voetspoor van zijn
vader maakte Kops zich druk voor de bevordering
en beoefening van kunsten en wetenschappen.
Indrukwekkend was het aantal waardigheden
dat hij bekleedde: directeur van de Hollandsche
Maatschappij der Wetenschappen, directeur van het
Departement Haarlem van de Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen en van de Nationale Nederlandsche
Huishoudelijke Maatschappij, en een reeks van
functies in de doopsgezinde gemeente.
Leerzaam vermaak
Ook een lichtzinniger bezigheid als het toneelspel
had zijn warme belangstelling. In 1785 werd
opgericht de 'Tooneel-Sociëteit Leerzaam Vermaak';
Willem Philip werd meteen lid, en bleef dat tot zijn
dood, jarenlang ook als een der 'directeuren' Als
'acteerend lid' trad hij zelf regelmatig op, en vond
ook nog de tijd om twee blijspelletjes uit het Frans
te vertalen. Drijvende kracht achter de sociëteit was
de bekende Haarlemse dichter en boekverkoper
Jan van Walré, getrouwd met een meisje Kops.
Dat het gezelschap een eigen onderkomen kreeg
in een voormalig doopsgezind weeshuis aan het
Klein Heiligland was geen toeval, evenmin dat het
verbouwd was door Abraham van der Hart. Ook in
'Leerzaam Vermaak' domineerden de vermogende
dopers, de Kopsen voorop. Mede daardoor koos het
gezelschap in de politieke tweestrijd van die dagen
eensgezind voor de partij der Patriotten. In het
toenmalige staatsbestel waren de doopsgezinden,
hoe achtenswaardig en welvarend ook,
tweederangsburgers. Pas na de revolutie van 1795
werden zij toegelaten tot alle openbare ambten, tot
dan toe voorbehouden aan lidmaten van de officiële
gereformeerde kerk. Die omwenteling werd in die
kring dan ook met vreugde begroet. Niet weinigen
deden een greep naar de nieuwe kansen,
waaronder ook - wie zal het nog verbazen -
Willem Philip. In mei 1795 werd hij gekozen tot
lid van de 'Provisioneele Stadsregeering' Neef
Pieter kreeg zitting in de Staten-Generaal, en de
beroemdste Kops, achterneef Jan (1765 - 1849),
zou het later brengen tot Commissaris van
Landbouw.
Kunstverzameling
Willem Philip Kops lijkt zijn leven te hebben
ingericht naar het oude ideaal van de mercator
sapiens, de breed ontwikkelde en maatschappelijk
actieve ondernemer, en daar paste zijn hartstocht
voor de beeldende kunst goed in. Hij was lid van
de Haarlemse 'Teekenacademie' en directeur
van het 'Teekencollegie' en zal zelf ook zeker
potlood en stift gehanteerd hebben. Maar vooral
als verzamelaar is hij memorabel. Zijn beroemde
'kunst-kabinet' omvatte een indrukwekkende
collectie tekeningen, met name van oude
meesters. Na zijn dood is die grotendeels door de
erfgenamen verkocht. Een klein deel kwam later
in Teylers Museum terecht; daar wordt ook zijn
'Panpoëticon', een verzameling dichtersportretten,
en een van zijn kostbare 'kunstkasten' bewaard.
Nog niet zo lang geleden is aangetoond dat
Kops ook een uitnemende collectie schilderijen
heeft opgebouwd. Zo was hij, zonder dat dit bij
veel liefhebbers bekend was, de eigenaar van
Hobbema's 'Ruïne van Brederode', van Vermeers
'Gezicht op Delft', en waarschijnlijk ook van diens
'Liefdesbrief' Enkele doeken uit de collectie-Kops
werden in 1822 geveild. Het 'Gezicht op Delft'
werd door het Rijk verworven, en op last van
koning Willem I, die voor het geld gezorgd had,
ondergebracht in het Mauritshuis. Daar trekt
het nu miljoenen bezoekers uit de hele wereld.
Eerder was het waarschijnlijk in de tuinvleugel van
Wildhoef te zien, voor een aanmerkelijk kleiner
en exclusiever publiek. Net als zijn vader stierf
Willem Philip betrekkelijk jong; hij was vijftig jaar
en zes maanden toen hij in 1805 aan een beroerte
bezweek. Hij liet een weduwe (zie kadertekst) en
drie dochters na, die trouwden naar of zelfs boven
hun stand, met keurige jongeheren Willink, Teding
van Berkhout en Van Lennep. Wat hij bijeen bracht
is verstrooid, maar in Bloemendaal herinnert zijn
mooie witte buitenplaats aan hem. En voor wie
er oog voor heeft: een paar oude dennen in de
Schapenduinen.
www.onsbloemendaal.nl nr. 1 voorjaar 2017
Foto van portret van Cornelia de Wolff (1763-1820),
Charles Howard Hodges 1801(RKD)
Cornelia Kops - de Wolff
Bereiken ons over Willem Philip enkel gunstige
berichten, dat geldt niet voor zijn vrouw Cornelia.
Hoor haar buurman, Willem van den Hull:
"Terwijl ik aan de Nieuwe Gracht woonde, had
ik tot naaste buur de millioenen rijke douairière
W.P.Kops; eene vrouw zoo trotsch als rijk:
ongenaakbaar voor ieder die niet van hare
geboorte was, en die zich nimmer verwaardigde
een burgerman aan te zien, veel minder te groeten,
hoe diep hij zich voor haar boog. Geen harer
talrijke dienstboden zou het hebben durven wagen
haar Goeden morgen te wenschen. Wanneer
zij met haar équipage naar de winkel reed, om
voor hare kinderen een of ander te koopen,
en de winkelier zich diep buigende, naar hare
gezondheid vroeg, bekwam hij nimmer antwoord
op die vraag, en had zij het begeerde voorwerp
gekocht, dan verliet ze den winkel, zonder den
koopman aan te zien of hem te groeten. Nogtans
achtte ik mij, als naaste buur, verpligt, wanneer
zij in 't najaar van haar buitenverblijf, Wildhoef,
terugkwam, haar te gaan verwelkomen
Ondertussen kwam zij te sterven en werd met
de meeste statie begraven. Zij was eene zeer
zwaarlijvige vrouw, en hare doodskist dus ook
naar evenredigheid breed; ja zoo breed, dat
dezelve niet tussen de pennen van de lijkkoets
kon gevat worden, maar scheef bleef staan, zoo
dat ook het lijk noodwendig in de kist op zijde
moest komen te liggen. Een der dragers (.),die
als een der gemeenste sujetten bekend stond,
dat ziende, springt op de lijkkist en trapt die met
geweld tusschen de pennen! Zulk eene lage
behandeling onderging het lijk dier trotsche
vrouw, alvorens het van de aarde verdween en in
den kuil bedolven werd!"