Een vinkfanaat op Wildhoef
Het vinkenhuis aan het einde van het Huis te Bloemendaalpad en Meertje van Caprera dat in gebruik was bij de vinkenbanen van de
hofsteden Wildhoef en Veen en Duin. Opname 2016. (Foto Wim Post)
Gert Baeyens
In de loop van dit jaar verschijnt, onder auspiciën van Ons Bloemendaal
een boek van dr. Gert Baeyens over alle vinkenbanen die er in onze
gemeente zijn geweest. Dat waren er heel wat: Bloemendaal was de
hoofdplaats van de vinkerij! Een voorpublicatie. ooraleer de vinkenbaan
op Veen en Duin in 1787 aan de eigendommen van Willem Philip Kops
wordt toegevoegd, zijn daar al duizenden vinkjes geslagen, eerst door Henry
Samuel Crommelin, later door zijn aangetrouwde kleinzoon Mattheus
Willem van Valkenburg.
www.onsbloemendaal.nl nr. 1 voorjaar 2017 15
Henry Samuel Crommelin
(1660-1732) had een
dochter Magdalena,
sinds 1719 gehuwd met
Dammas Guldewagen.
Vader Crommelin
koopt in 1721 een blekerij en krijgt
in datzelfde jaar op 29 maart een
vergunning om daar een vinkenbaan
aan te leggen.
De vinkenbaan op Veen en Duin
Na de aankoop van een tweede,
naastgelegen blekerij, spreken we
van de Hofstede Veen en Duin.
Diezelfde naam koppelen we aan de
vinkenbaan, nabij de Kennemerweg
"ten Noorden van het punt waar nu
de Dennenweg aanvangtzoals Anna
Nierhoff in 1956 preciseert in haar
boekje over Wildhoef. Schoonzoon
Dammas Guldewagen staat
terstond met veel animo achter het
vinkentouw. In 1732 komt Henry
Samuel Crommelin te overlijden
en snel daarna zijn echtgenote en
boedelhoudster Jacoba Sophia van
Wickevoort. Zij kregen acht kinderen
en het duurt een poos eer de erfenis
is afgehandeld. Pas in 1734 wordt
Dammas Guldewagen de eigenaar van
Veen Duin mèt vinkenbaan.
Dammas Guldewagen en Magdalena
Crommelin krijgen in het eerste
jaar na hun huwelijk een dochter
Maria. Ook zij kiest in 1738 een vink
fanaat als echtgenoot: Mattheus
Willem van Valkenburg (1718-1784).
Schoonzoon Mattheus lijkt een
nog hartstochtelijker vinker dan
schoonvader Guldewagen. Van
Valkenburg gaat meteen in 1738 alle
vogelvangsten administreren, namelijk
hoeveel lijsters en snippen er in de
bogen (een soort strikken aan takken
opgehangen) en vlouwen (een soort
hangende netten) gevangen zijn. Het
aantal vinken is dan nog nul maar
vanaf 1739 is ook de vinkenbaan
geheel in orde en komt er een
kolom 'vinken' bij in het tabellarisch
overzicht. Gelukkig is deze
administratie zorgvuldig bewaard
gebleven.
Van Valkenburg maakt een goede
start: 597 vinken in 1739 en 1267
in het jaar daarop. Dat smaakt naar
méér! In 1741 maakt Mattheus
Willem van Valkenburg er in Veen
Duin een nieuwe baan bij. In 1741
bevinkt hij dus twee banen, de oude
met een jaartotaal van 2029 vinken
en de nieuwe met 968. In 1742
vangt de nieuwe baan beter dan de
oude: 1636 tegen 948. Vanaf 1743
prijkt slechts één jaartotaal in de
tabel en wordt de oude baan (van
Crommelin) vermoedelijk niet meer
gebruikt. Dat Van Valkenburg geen
rekenmachine gebruikte ziet men
aan enkele telfouten. De jaartotalen
zijn niet altijd gelijk aan de som
van de dagtotalen van dat jaar. Van
Valkenburg zelf merkte dat ergens
van 'een misrekening' sprake was.
Kops verkrijgt Veen en Duin
In 1745 sterft Maria Guldewagen
bij de geboorte van haar eerste
baby. Weduwnaar Van Valkenburg
hertrouwt in 1747 met Christina
Wijnanda Le Lieu de Wilhem. In de
twee daaropvolgende jaren worden
geen vinkenaantallen genoteerd.
'Niet aangeteekend' staat er letterlijk
in het vinkersdagboek. In 1751
legateren Dammas Guldewagen
en Magdalena Crommelin hun
buitenplaats Veen en Duin aan
Mattheus Willem van Valkenburg.
Op papier 'erft' hij dus alles terwijl
zijn schoonouders nog in leven zijn.
Een mooi vooruitzicht! Het vinken
gaat in elk geval dapper door. In
1755 komt er zelfs een open net
tegenover de vinkenbaan te liggen,
waardoor de aantallen gevangen
vinken nog toenemen.
In 1761 sterft Dammas Guldewagen
en gaat het eerder opgestelde legaat
in werking. Van Valkenburg is nu echt
eigenaar van Veen en Duin en blijft
dus vinken op die ene baan die hij
zelf in 1741 had aangelegd. Vanaf
1761 wordt het open net echter niet
meer uitgelegd. Dan verdwijnen in
het vinkersdagboek ook de sappige
anekdotes en worden het simpele
kolommen met de jaartotalen
van gevangen vinken. De laatste
vangstoverzichten van Van
Valkenburg lopen door tot en met
1773. Stopt hij dan met vinken
vangen, elf jaar voor zijn dood in
1784? De passie voor het vinken èn
het administreren van alle vangsten
gaat in elk geval over van vader
op zoon. Cornelis Constantijn van
Valkenburg (1764-1847) vangt echter
niet op Veen Duin maar op Bleek
en Berg. De eigendommen van
Mattheus Willem van Valkenburg
worden na diens dood geveild.
Veen Duin wordt in twee partijen
verkocht, het oostelijke deel, zonder
vinkenbaan, aan W.Ph. Kops en het
westelijke, inclusief de vinkenbaan
van Van Valkenburg, aan een
viermanschap. Dat zijn Herman
Timmer, Lammert Sabelis en de
gebroeders Hermanus en Willem
van den Bosch. Na de dood van
Hermanus in 1785 verkopen de drie
overgebleven eigenaren de hele
bedoening aan Johanna Kops, die
haar hele bezit twee jaar later
verkoopt aan haar broer Willem Philip
(zie pag 21). Die vergaart zo aardig
wat grond en nog mooi aaneenge
schakeld ook. Het noordelijkst gelegen
Duinlust (met de vinkenbaan uit 1782)
grenst aan de twee stukken Veen en
Duin daar ten zuiden van. De in 1784
gesplitste hofstede, één zonder en
één met vinkenbaan (uit 1741),
worden weer één geheel. Kops
noemt dit geheel nu Wildhoef.