Tien jaar Keizersstraters in
Bloemendaal
22 www.onsbloemendaal.nl nr. 1 voorjaar 2017
Hieronymus van Alphen
Literatuur
Dr.PJ.Buijnsters, Wolff en Deken. (Leiden 1984)
A.M.G.Nierhoff, Het landgoed Wildhoef in
Bloemendaal. (Haarlem 1956)
Dr. Joh. Dyserinck, Brieven van Betje Wolff en Aagje
Deken. (1904)
Marijke Meijer Drees, Betje Wolff, in Els Kloek
(samenst.), 1001 Vrouwen uit de Nederlandse
geschiedenis. (Nijmegen 2013)
Brief van Betje
Vreemd, vreemd. Gelukkig is er één lichtpuntje in deze duistere
affaire: Johanna Kops duikt een keer op in de correspondentie
van een van de beroemdste vaderlandse brievenschrijfsters, de
weduwe Elisabeth Wolff - Bekker, beter bekend als Betje Wolff.
Op 24 oktober 1784 schreef zij aan haar "heel lieve" vriendin
Trijntje Schiere over een andere hartsvriendin: 'Myne engelieve
Kops is bij mij geweest, meermalen doch den laatsten keer was
zy zo erg, dat zy by my in 't Rietenhuisje aan tafel zittende, wel
een uur flaauw was 't geen haar in haare koets nog eens in myn
arm overkwam: morgen wagt ik haar, of ga naar Wildhoef.'
Lommerlust
Betje had in die tijd al grote naam gemaakt met haar roman
in brieven 'Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart' (1782).
De opbrengst had haar in staat gesteld tot de aanschaf van
het bescheiden buitentje 'Lommerlust' te Beverwijk voor haar
levensgezellin Aagje Deken en zichzelf. Daar toefde ze bij
voorkeur in het 'Rieten huisje' (of 'kluisje'), alwaar ze ook haar
vriendinnen ontving, naar wier komst 'met briezend verlangen'
werd uitgezien. Veel jonge vrouwen namen voor korte of
langere tijd een grote plaats in haar hart in, bijvoorbeeld de
genoemde Trijntje, een Cootje Best, een Leentje Greeger, een
Fransje Baane. Met Coosje Busken (die in 1826 de grootmoeder
van Conrad Busken Huet zou worden) wilde ze zelfs een ménage
a trois inrichten. Zo'n heftige affectie kon ook ineens in het
tegendeel verkeren, en dat overkwam ook onze Johanna. In
1787, het jaar van de verkoop van Wildhoef, verklaarde Betje
dat ze voor haar "zedelijk dood" was. Was ze ontstemd over
het huwelijk met Diemer? Zo lang we die Sturm undDrang-
aandoeningen niet kunnen navoelen, zullen we het niet weten.
Ophef
Wat die verder ook mag hebben voorgesteld, hun relatie
zorgde indertijd wel voor de nodige ophef. Geruchten
gonsden rond, soms aangeblazen door dominees. Dat wekte
de verontwaardiging van de trouwe Aagje Deken, die zich
geroepen voelde om haar gezellin tegen "allerlei soort van
kwaadspreekendheid" te verdedigen. Zo schreef zij in 1785
een Haarlemse predikant aan, die zich ten overstaan van
Johanna laatdunkend had uitgelaten over Betje, niet zozeer in
woorden dan wel in 'minen en gebaardens'. Ze verweet hem
dat zijn gedrag een 'Bedienaar van het Liefdenrijk Evangelium'
onwaardig was, en dat tot schade van een vrouw 'van zo veel
vermoogens en van zulk een braaf carakter'. Een dominee
Engelberts te Hoorn kreeg er in dezelfde trant van langs, en dat
doet vermoeden dat de geruchten niet tot de directe omgeving
beperkt bleven. Alles wijst op een schandaal, en dat verklaart
misschien het plotselinge vertrek van Johanna. Heeft de familie,
met name broer Willem Philip, ingegrepen? Heeft hij haar
uitgekocht en is er een noodhuwelijk gearrangeerd met een
goudzoeker? Stof voor een roman, misschien zelfs een gothic
novel, maar de ware toedracht zal wel voor immer verborgen
blijven.
Portret van de dichteres Elisabeth Wolff.
Stippelets en ets door Ludwig Gottlieb Portman
naar de tekening van Abraham Teerlink naar het
schilderij van Petrus Groenia (NHA)
W.F.G. Dankbaar legt de eerste steen van het Jeugdhuis (nu Dorpshuis) aan de Donkerelaan; naast hem architect
H.W.van Kempen (NHA)
Gert de Kruif
Tien jaar lang, van 1919 tot en met 1928, hebben bewoners van een
Amsterdamse 'achterbuurt' op Hemelvaartsdag een bezoek gebracht aan
Bloemendaal. Daar werden ze gastvrij ontvangen op Wildhoef, door de
laatste particuliere bewoner, de alom geliefde freule Cornelia ('Keetje')
van Wickevoort Crommelin.