"Ich glaube nicht, dass hier jemand ist."
De oorlogsjaren van dirigent Hans Lichtenstein bij Ruth Tobi-Spier, familie
Westerling, Mari en Nettie Andriessen en Godfried Bomans
Hij had als dirigent gewerkt met Richard Strauss, Fritz Busch,
Erwin Piscator, Hanns Eisler en andere muzikale kopstukken
Hans Lichtenstein (1905-1994) in september 1948 met zijn oudste
dochter Sabine op de Dr. Dirk Bakkerlaan in Bloemendaal
Sabine Lichtenstein
Dirigent Hans Lichtenstein verbleef als onderduiker op verschillende
adressen in Bloemendaal en omgeving. Desgevraagd reconstrueerde zijn
dochter, musicologe Sabine Lichtenstein, zelf na de oorlog geboren, zijn
leven tussen 1933 en 1945.
www.onsbloemendaal.nl nr. 2 zomer 2017 17
/k wist dat ik deportatie
niet zou overleven,
maar niet hoe men
mij zou ombrengen'
Dit was een van de
weinige antwoorden
die mijn vader bereid was te geven
op vragen over de periode waarin de
nationaal-socialisten aan de macht
waren. Over wat men wist van de
concentratiekampen, verschillen de
meningen. De Duitse joden wisten
meer dan hun lotgenoten in andere
landen, want zij waren al vanaf de
machtsovername door de nationaal-
socialisten in 1933 geconfronteerd
met hun bedoelingen. Het verklaart
waarom Lichtenstein in het begin
van de oorlog niet gehoorzaamde
aan de oproep van de Duitse bezetter
zich op het Haagse station Hollands
Spoor te vervoegen voor deportatie
naar Polen. Hans Lichtenstein was in
1905 geboren in een liberaal-joods
fabrikantengezin in Chemnitz (tijdens
de DDR: Karl-Marx-Stadt) en opgeleid
aan het Conservatorium in Leipzig. Hij
had als dirigent gewerkt met Richard
Strauss, Fritz Busch, Erwin Piscator,
Hanns Eisler en andere muzikale
kopstukken, aan operahuizen
en theaters in zijn geboortestad,
Königsberg (Kaliningrad), Kassel,
Berlijn en Hamburg. Na zijn ontslag
in Hamburg was hij voor zijn
levensonderhoud ingegaan op het
aanbod van de half-joodse zanger
Richard Tauber, eveneens een
Chemnitzer, om zijn voorbeeld te
volgen en zich aan te sluiten bij het
operettegezelschap van Fritz Hirsch,
dat grotendeels uit joden bestond
en al vanaf de vroege jaren twintig in
Den Haag was gevestigd. Zo kwam
mijn vader in Nederland terecht.
Den Haag
Al in 1941 werd Hirsch met zijn
gezin naar Mauthausen gebracht
en vermoord. Het gezelschap viel
uiteen. Tauber wist naar Londen te
ontkomen. Toen mijn vader na het
ontvangen van de oproep geen visser
aan het Scheveningse strand bereid
vond hem in ruil voor zijn gouden
tientjes en auto naar Engeland over
te zetten (de prijs was hoog want de
overtocht was niet ongevaarlijk), dook
hij in Den Haag kort onder bij een
zangleerlinge, mevrouw Taselaar, en
vervolgens bij een bevriend echtpaar
uit Hamburg dat 'gemengd gehuwd'
(Donald, een bankman, was joods,
Kate niet) en daarom vooralsnog
verhoudingsgewijs veilig was. Toen
de bezetter alle buitenlanders
sommeerde de kuststreek te verlaten,
vertrokken de Hamburgers (zo luidde
ook hun naam) met hun onderduiker
naar Amsterdam.
Bloemendaal en Haarlem:
Ruth Tobi en Mari Andriessen
In Amsterdam zag Hans Lichtenstein
Ruth Tobi-Spier (1893-1983) terug,
die hij voor de oorlog had leren
kennen via zijn oudste zuster die
met Ruths man, de componist
Heinz Tobi, bevriend was geweest.
Ruth was een danseres met een
ballet- en heilgymnastiekpraktijk in
Bloemendaal en Overveen. Vanaf
1928 woonde ze op de Potgieterweg
11, ter Hoffsteedeweg 24, Johannes
Verhulstweg 25, Prof. van Vlotenweg
18 en vanaf 1940 op de Mauricialaan 9
in Overveen. Op dat adres moet mijn
vader bij Ruth hebben ingewoond en
voor haar en haar vrienden liedrecitals
hebben gegeven, waarbij hij zich
meestal zelf begeleidde. Al na korte
tijd moest Hans Lichtenstein opeens
bij Ruth weg. Dat hing waarschijnlijk
samen met het feit dat Ruth af en
toe een tijdje weg was zonder te
zeggen waar ze naar toe ging en ze
liet, nadat ze weer was opgedoken,
nooit weten waar ze was geweest.
Zelfs na de oorlog bleef ze zwijgen.
Haar meisjesnaam verduidelijkt dat
Ruth joods was. Ze was dus zelf niet
buiten gevaar, temeer daar haar man
in juli 1939 was overleden en ze dus
niet meer 'gemengd gehuwd' was.
In een brief uit 1942 van mijn vader
aan zijn familie in het buitenland,
had hij al verteld dat Ruth binnen
twee dagen haar woning had moeten
verlaten, waarna het meubilair door
de bezetter werd geconfisqueerd.
Nu, in 1941 of '42, regelde Ruth dat
haar onderduiker elders terecht
kon. Een van haar patiëntjes was
Frits Andriessen geweest, die
een spierziekte had en wekelijks
naar haar toe was gebracht voor
heilgymnastiek. Frits was de jongste
zoon van de Haarlemse beeldhouwer
Mari Andriessen en diens vrouw
Nettie Koot. Hans Lichtenstein kon
terecht in het 'vluchtkamertje', dat
in het huis van Mari en Nettie op
de Wagenweg (links van het 'huis
met de beelden' aan het einde van
de Spanjaardlaan) was gebouwd
door de bevriende en betrouwbare
aannemer Wim Termetz, die na de
oorlog trouwens model stond voor
Andriessens beeld 'De Dokwerker',
een opdracht ter herinnering aan
de 'Februaristaking'. Mijn vader
maakte ook voor Mari en Nettie,
hun familieleden en betrouwbare
vrienden muziek, iets wat zij vooral
in de twee laatste, stille oorlogsjaren
zo misten.