14 www.onsbloemendaal.nl nr. 3 najaar 2017
Bij de eerste brug over de Leidsevaart met gezicht op Haariem. in het midden een trekschuit die wordt getrokken
door een paard. Op de achtergrond de stad Haariem met de grote kerk. Aquarel door C. van Noorde (1767 NHA)
De gloriejaren van herberg De Witte Hond
liggen in de achttiende en negentiende
eeuw. Op 28 maart 1769 werd de
naam voor het eerst in een pachtakte
genoemd. Toen kreeg Hendrik Dijkman
van de rentmeester van Kennemerland
en Brederode een perceel grond van 200 roeden
in erfpacht van de Grafelijkheidsleiduinen in de
Vogelenzang. Daar bouwde Dijkman de herberg De
Witte Hond en ging deze met zijn echtgenote Anna
Huyskes exploiteren. Al spoedig werd de herberg
een bekende pleisterplaats voor reizigers die gebruik
maakten van de trekvaartdienst tussen Haarlem
en Leiden. De Vogelenzangse aanlegplaats van de
trekschuit lag precies voor de deur van de herberg.
Het was daar een komen en gaan van voerlieden,
schippers en reizigers die er hun dorst konden lessen,
en tevens de plek waar de trekpaarden verwisseld
werden.
De trekvaart van Haarlem naar Leiden
Die trekvaart lag er toen al meer dan een eeuw. Op 6
april 1656 kregen Haarlem en Leiden van de Staten
van Holland en West- Friesland octrooi voor de
aanleg van een trekvaart tussen beide steden. Men
begon met het graven van het tracé vanaf Haarlem
bij de Schouwtjeslaan, vervolgens langs Aerdenhout,
Vogelenzang, Heemstede, Bennebroek, Hillegom, De
Zilk, Lisse, Noordwijkerhout, Sassenheim, Voorhout,
Oegstgeest en Leiden. Bij Leiden en bij Haarlem
waren twee vrijwel identieke tolhuizen gebouwd.
De vaart werd 15 tot 20 meter breed met een
gemiddelde diepte van twee meter. De bijbehorende
trekweg (rijweg) werd 6,5 meter breed. De overdekte
boten voor de reizigers werden door een paard
via het zogenaamde jaagpad voortgetrokken. De
kosten van de hele aanleg, inclusief de bouw van 14
bruggen en de aanschaf van 16 trekschuiten en 24
jaagpaarden, kwamen voor rekening van de twee
steden. Een jaar later kon de bijna dertig kilometer
lange trekvaartroute in gebruik worden genomen.
Deze nieuwe manier van reizen werd snel een
doorslaand succes. Concurrentie van reiswagens
had de trekschuit niet te duchten, want het vervoer
per water was de snelste en meest comfortabele
manier van reizen. Na de aanleg in 1632 van de
eerste trekvaartroute, van Haarlem naar Amsterdam,
ontstond er langzamerhand een uitgebreid netwerk
van vaarten in een aantal gewesten: een niet
onbelangrijke factor in de economische bloei van
die periode. Dat werd anders omstreeks het midden
van de negentiende eeuw, toen de stoomtrein op
kwam zetten na de aanleg van de eerste spoorlijn
tussen Amsterdam en Haarlem, gevolgd door die
van Haarlem naar Leiden. De trein zou tenslotte
het einde van het trekvaarttijdperk inluiden. Waar
www.onsbloemendaal.nl nr. 3 najaar 2017 15
De trekschuit afgebeeld op een tegeltableau midden 19de eeuw
0»s TK* £^4 ré ia.
de trekschuit vier tot vijf uur nodig had om van
Haarlem naar Leiden te varen deed de trein er één
uur over.
De Witte Hond in archiefstukken
Vooralsnog had De Witte Hond daar geen last
van. Op 30 maart 1798 verscheen voor notaris
J.P. Keunen te Haarlem Anna Dijkman- Huyskes,
weduwe van Hendrik Dijkman, wonende in
De Witte Hond aan de Leidse Trekvaart onder
Vogelenzang, om haar testament te maken. Zij
benoemde tot voogd over haar minderjarige
kinderen de heren Gerrit Buys en Cornelis
Heemskerk, beiden woonachtig in Vogelenzang.
Een andere bepaling in dit testament was de
verklaring, dat haar oudste zoon Pieter Dijkman
voor omtrent twee jaar 50 gulden van haar had
geleend en dat hij deze in haar nalatenschap
zal moeten terugbetalen. Anna Huyskes voelde
blijkbaar haar einde naderen, want binnen
het jaar kwam zij te overlijden. Dan dragen
de administrateurs en voogden van haar
nalatenschap op 7 februari 1799 een stuk grond
over aan de Vogelenzangse pastoor Johannes W.
Rothmeijer, (?-1808) ten behoeve van de armen
van de parochie Het terrein wordt omschreven
als: 'Huis en erve, genaamd De Witte Hond,
mitsgaders een schuurtje staande tegen het huis,
alsmede nog een thuyn en boomgaard, groot 200
roede, belast met een erfpacht van 7 gulden en
10 schellingen jaarlijks, voor de koopsom van 975
gulden en 5 stuivers'
Dertien jaar later komen we De Witte Hond weer
tegen in de archieven. In 1812 werd een keizerlijk
decreet uitgevaardigd - Nederland maakte toen
deel uit van het empire van Napoleon -waarin
werd bepaald dat 281 inwoners van de gemeente
Bloemendaal naar vermogen een gezamenlijk
bedrag moeten opbrengen van 4000 frank om
de uitgaven van de gemeenschap te kunnen
betalen. Jan van Rooden, de toenmalige bewoner
en uitbater van De Witte Hond, moest 6,30 frank
betalen. Niet veel vergeleken met de bewoners
van de grote buitenplaatsen. Zo moest Willem
Borski van landgoed Elswout 73,50 frank betalen,
mevrouw de weduwe van Willem Philip Kops van
Wildhoef 73,50 frank, en de hoofdprijs was voor
Willem Philip Barnaart van Huis te Vogelenzang die
voor 84 frank werd aangeslagen.
Vogelenzang in het midden van de
negentiende eeuw
In het midden van de negentiende eeuw wonen
er in het dorp ca. 440 inwoners, overwegend
van katholieken huize. Op het kruispunt in de