In 1894
liefst 143.000
passagiers
vervoerd
werden maar
www.onsbloemendaal.nl
www.onsbloemendaal.nl
6
nr. 1 voorjaar 2018
nr. 1 voorjaar 2018
7
De straatweg
Thijs Maas
Gelukkig voor de minder gefortuneerde dorpelingen
had de ondernemende Bloemendaalse boer en
logementhouder Mattheus (Thijs) Maas meer succes,
maar dan wel met een nogal ouderwets vervoermiddel.
In 1873 startte hij de ‘Bloemendaalsche Omnibusdienst’,
met een viertal door paarden getrokken ‘bussen’
Zo’n rijtuig hield het midden tussen een aangeklede
janplezier en een uit de kluiten gewassen diligence.
De grootste exemplaren hadden veertien zitplaatsen
binnen en nog eens achttien op het ‘imperiaal’,
te bereiken via een ongemakkelijk trapje aan de
achterkant. Erg comfortabel waren deze logge
wagens niet. Ze reden op wielen zonder banden over
tamelijk oneffen klinkerwegen, en de koetsiers zetten
er niettemin als het even kon flink de vaart in. Met
trompetgeschal kondigden ze hun komst aan, want
vaste haltes waren er niet, evenmin als plaatsbewijzen.
Een beetje primitief allemaal, maar beter dan niets,
en over gebrek aan klandizie had Thijs Maas niet te
klagen. Op mooie zomerdagen liet hij wel vijftien
ritten per dag maken in plaats van de reguliere zeven.
Het keerpunt in Bloemendaal was, niet toevallig, bij
Maas’ eigen logement, het hotel ‘Kennemerland’ (thans
Bloemendaalseweg 4). Van daar hobbelden de bussen
over de tolstraatweg naar Overveen, waar de tolboom
stond, en voorts langs de Zijlweg naar station Haarlem.
l in 1839 reed de eerste trein van
Amsterdam naar Haarlem, maar
wie dertig jaar later van daar naar
Bloemendaal of Overveen door
wilde reizen en geen rijtuig tot zijn
beschikking had, moest lopen. Niet
voor niets werd in 1865 een aanvraag ingediend voor
de aanleg van een paardentramlijn Haarlem - Overveen
- Bloemendaal, maar die werd getorpedeerd door de
directie van de maatschappij die de particuliere tolweg
Overveen - Bloemendaal exploiteerde (zie tekst pagina
10). De aandeelhouders wensten geen rails op hun weg,
want die zouden schade kunnen berokkenen aan hun
kostbare equipages. De aanvraag in 1882 voor de aanleg
van een stoomtramweg op hetzelfde traject werd om
dezelfde reden geblokkeerd.
Het eindpunt van de BOTHOM in Bloemendaal bij hotel
'Kennemerland', met de toenmalige uitbater, de heer C.
Wafelbakker, en zijn gezin op de voorgrond, ca. 1895 (prive coll.
Ons Bloemendaal)
In 1817 werd bij Koninklijk Besluit een concessie
verleend voor de bestrating van de oude weg
tussen Overveen en Bloemendaal. Het benodigde
bedrag, 19.000 gulden, werd opgebracht door
een ‘negotiatie’, een soort vennootschap die
zich ten doel stelde ‘dit zo belangrijke gedeelte
van de environs van Haarlem nog meerdere
aangenaamheid bij te zetten’ De negotie verplichtte
zich tot onderhoud van de weg, en kreeg in
ruil het recht er tol te heffen; de tolboom werd
geplaatst in Overveen, tegenover het Rechthuis.
Vooral buitenplaatsbezitters participeerden in de
negotiatie. Het dagelijks bestuur werd gevormd
door een ‘directie’ In de omnibus-tijd was directeur
de bekende Overveense notaris Joh. Ter Hoffsteede
(1842 - 1907), tevens raadslid en bestuurder van de
BOTHOM, ‘waarvoor hij zich dermate interesseerde,
dat hij ’s avonds het zijluik opende om met verstolen
blik gade te slaan of er veel passagiers in de tram
aanwezig waren’ aldus mej. A.C.W. Rijnierse in
haar Overveensche Herinneringen (1946). Bij de
totstandkoming van de tramlijnen trad hij evenwel
vooral op als remmer in vaste dienst. In 1912 nam de
gemeente de tolweg over.
Een imperiaalrijtuig van de BOTHOM rijdt in gestrekte draf de
stad uit, ca. 1900
In 1885 geraakte Maas in een heftig geschil met de
directie van de ‘Straatweg’, die weigerde hem de
afkoopregeling toe te staan die andere regelmatige
weggebruikers wel genoten. De koppige Thijs gaf geen
krimp, en bijgevolg reden er in de winter van 1885 -
1886 geen bussen van Bloemendaal over Overveen,
maar rechtstreeks naar Haarlem over de Kleverlaan
en de Schoterweg (en v.v.). In april 1886 werd de zaak
bijgelegd, maar enkele maanden later gaf Maas er de
brui aan. Hij deed voor een mooi bedrag zijn busdienst
en hotel over aan de Amsterdammer J.A. van ’t Riet.
N.V. 'BOTHOM'
Van ’t Riet heeft niet lang profijt gehad van zijn
aankoop, althans niet van de busdienst, want inmiddels
had zich een concurrent aangediend. Op 11 juni
1886 werd opgericht de ‘N.V. Bloemendaal Overveen
Haarlem Tram Omnibus Maatschappij kortweg
‘BOTHOM’ op initiatief van een aantal Bloemendaalse
notabelen, waaronder enige belanghebbenden
in de Straatweg. De belangrijkste participant was
Johan Borski (van ‘Hartenlust’), die een kwart van de
aandelen bezat. Ook zijn neef David van der Vliet (van
‘Duinlust’) was van de partij, alsmede enige andere
buitenplaatsbezitters. In de statuten was bepaald dat
een geregelde omnibusdienst tussen Bloemendaal,
Overveen en Haarlem zou worden geëxploiteerd.
Expliciet werd gestipuleerd: ‘Voor de beweegkracht
mogen alleen paarden worden gebruikt, terwijl niet
langs sporen of rails van welke aard ook, gereden mag
worden’, en wel uitsluitend over straat- en grintwegen.
Het lijkt er op dat het de oprichters vooral te doen
was om de aanleg van een echte moderne tram te
voorkomen. Vanzelfsprekend maakte de directie van
de Straatweg deze keer geen bezwaar, evenmin als het
gemeentebestuur. Op 2 juli 1886 vond de feestelijke
openingsrit plaats. Er werd gebruik gemaakt van
drie ‘tram-omnibussen’ uit de fabriek van Beynes te
Haarlem, die wel wat leken op paardentramwagons,
met twaalf zit- en acht staanplaatsen en een voor- en
achterbalkon. In oktober werd de dienst van Van
’t Riet overgenomen, inclusief het rollend materieel.
De vooruitzichten leken gunstig.
A