www.onsbloemendaal.nl
18
nr. 3 najaar 2019
Richting het Grote Huis
‘Rechts van de oprijlaan stond het huis van de
jachtopziener. Daar woonde een streng-katholieke
familie, ik speelde met een van de dochters. Op
een goed moment kwam ze op mij af en zei dat ik
niet katholiek was en ze dus niet met mij mocht
spelen. Ik mocht er ook niet meer in huis komen.
Het was de eerste keer in mijn kinderjaren dat ik
zoiets belachelijks hoorde. Toen ik het later aan mijn
moeder vertelde, zei ze dat er nu eenmaal mensen
waren die religie serieus namen. Daarna speelde ik
vaak met mijn nichtjes.'
Geen schoolkind
Er kwam een nieuwe jachtopziener, Engel van der
Meulen, met zijn gezin. ‘Die waren vriendelijker. Daar
mocht ik zomaar binnenlopen. Hun kinderen zaten
op dezelfde school als ik, de Graaf Florisschool. Die
was openbaar. Op weg naar school liepen we door
de Kleine Bekslaan; een lange, saaie weg. In de winter
droegen we gele klompen waar de sneeuw aan bleef
plakken. Dat maakte het lopen zwaar.'
De keren dat ik Bien als klasgenoot zag, was ik onder
de indruk van de ernst waarmee ze de wereld in
zich opnam. Maar in gedachten kon ze ver weg
zijn. Ook fysiek was ze vaak afwezig. Met haar
vrijgevochten tropengeest, liet Bien de school de
school en dwaalde rond in de natuur. Ze verwerkte
alle indrukken uit de Javatijd, de lange zeereis en het
Hollandse familieleven. Daarbij kwamen de nieuwe
indrukken van het bestaan in Vogelenzang, ‘De
Vogelenzang', zoals volgens lokaal gebruik ook de
Barnaarts zeggen. In de streek kort je Lisse af tot Lis,
maar Vogelenzang heet De Vogelenzang.
In de jeep van de familie reden ze regelmatig door
de duinen naar het strand om te zwemmen. ‘Ik zie
nog de betonnen bunkers liggen die de Duitsers
hadden gebouwd. Ik liep ook wel naar mijn oom en
tante op de Grote Bekslaan om daar bij mijn nichtje
te logeren. Die rust van de bomen en toen nog zo
weinig verkeer - daar genoot ik van. Het gaf mij
vrede, want ik ben eigenlijk nooit een kind van de
drukte geweest.'
Het Grote Huis op de
achtergrond, midden
V
wil