op als ambachtsvrouwe, de laatste
der Pauwen in die waardigheid.
Veel lager op de ladder, op
nummer 132 (fl 339.000),
ontmoeten we een andere naam
met een bekende klank: Andries
Ramp (1610 - 1675), Heer van
Rampenbos en Rolland. Deze
telg uit een katholiek Haarlems
geslacht erfde in 1652 het
omgrachte huis Rolland, toen
ook al wel Ramp genaamd,
met aanpalende gronden,
gelegen ten westen van
Overveen. Na de usurpatie van
het Ramplaankwartier door de
gemeente Haarlem zou het goed
nu grotendeels in die gemeente
hebben gelegen, ware het niet dat
het huis in de achttiende eeuw
in verval geraakt en gesloopt
is. Hoe dan ook, wij benoemen
hem postuum als Overvener, en
daarmee als laatste op lijst 17.
Lijst 18
Lijst 18 levert wat meer namen
op, zij het niet direct op de
hoogste sporten. Als eerste op
ons lijstje staat weer een mevrouw
genoteerd: Louise Frangoise van
der Poorten (1720 - 1798), maar
zij lift mee met haar broer Josua,
die met een nagelaten fortuin
van fl 1.211.000 op nummer
55/18 staat, maar geen connectie
met Bloemendaal had. Louise
Frangoise bezat bij haar dood een
vermogen van fl 535.000. Een jaar
tevoren had zij haar buitenplaats
'Clercq en Beek', beter en nog
steeds bekend als ‘De Beek', even
bezuiden Bloemendaal, verkocht
aan de echtgenoot van haar nicht
Elisabeth, Jan Messchert van
Vollenhove.
Paulus Loot jr. (1710 -1752), bij zijn
overlijden goed voor fl 1.161.000,
verdient daarmee wel een eigen
plaats op lijst 18: nummer zestig.
Dat vermogen had hij voor een
belangrijk deel geërfd van zijn
ongelukkige vader Paulus sr., van
wie de bekende dagboekschrijver
Bicker Raye vermeldt dat hij
leed aan zware ontstekingen,
waardoor zijn lichaam langzaam
wegrotte. Maar junior was
zelf ook opmerkelijk actief in
allerlei zaken. Hij introduceerde
bijvoorbeeld de houtzaagmolen
in Portugal, en bankierde voor
de koning van dat rijk. Loot
bezat, behalve de heerlijkheden
Schoten, Haarlemmerliede,
Akerendam en Zandvoort (waar
hij voortleeft in een laan), ook het
Huis te Vogelenzang, en daarmee
het recht op een plaats op ons
lijstje. Na zijn dood kwam het
Huis aan zijn dochter Catharina
Ida (1727 - 1762) gehuwd met
Jan van Marselis, nazaat van de
kanonnenkoning Gabriël, die wij
al op de veertigste plaats van lijst
17 aantroffen. In 1775 liet Jan het
bestaande Huis bouwen, dat door
zijn nazaten in 1807 werd verkocht
aan Willem Philip Barnaart
en sindsdien in die familie is
gebleven.
Rijke dopers
Daarmee zijn we beland bij
de Haarlemse Barnaart-Kops-
connectie. Beide families
maakten deel uit van een groep
doopsgezinde ondernemers,
rijk geworden in de textiel,
maar daarna nog veel meer
in een verstandig beheer van
hun vermogens. Op beide door
Zandvliet opgestelde lijsten zijn
de doopsgezinden, relatief gering
in aantal, oververtegenwoordigd,
vooral op die van de achttiende
eeuw. Zij bezetten daar zestien
plaatsen, en maar liefst 14,37
van het totaal van alle vermogens
was in hun handen. De Barnaarts
en de Kops waren zijdelings
gerelateerd aan de extreem rijke
Haarlemmer Henry Hope (die van
het paleis 'Welgelegen', nummer
twee op lijst 18 met
fl 11.600.000), en veel directer aan
nummer vier: Albert Hodshon
(fl 4.110.000), grootvader van
de beroemde Keetje (Catharina
Cornelia, 1768 - 1829), de rijkste
ongehuwde vrouw van haar tijd.
Haar indrukwekkende stadspaleis
verheft zich nog altijd trots aan het
Spaarne.
Voor een relatie met Bloemendaal
moeten we naar de familie Kops,
en op nummer 72 van lijst 18
geraken we bij Nicolaas Willem
Literatuur
Kees Zandvliet, De 500 Rijksten
van de Republiek. Rijkdom, geloof,
macht en cultuur, (Zutphen 2018)
(1719 - 1778), met een geschat
vermogen van fl 1.036.000. Een
deel van dat fortuin dankt hij
aan zijn echtgenote Elisabeth
Barnaart (1686 - 1745), en een
groot deel ervan komt terecht
bij de veelzijdig begaafde Willem
Philip Kops (1755 - 1805) en
diens onaangename echtgenote
Cornelia de Wolff. Zij was weer
een achter-achterkleinkind van
de Amsterdamse zijdehandelaar
Pieter de Wolff, gerelateerd aan
nummer 46 op lijst 17. Vooral
de doopsgezinden slaagden er
goed in om hun fortuin binnen
de familie te houden. Aan Willem
Philip en zijn intrigerende zuster
Johanna (1753 - 1793), beiden
bewoners van de Bloemendaalse
buitenplaats Wildhoef, hebben we
in ons blad uitgebreid aandacht
besteed, en dat zullen we bij
gelegenheid nog wel eens doen.
Ook Gilles van den Bempden (1697
- 1748), de fameus dikke bewoner
van Boekenrode, kan onze lezers
bekend voor komen. Hij was
een neef van de gelijknamige
Amsterdamse groothandelaar in
zijde die met een vermogen van
fl 1.012.500 de 73ste op lijst 18
inneemt. Een andere bewoner
van Boekenrode, Jan Nicolaas van
Eys, figureert in de context van
Catharina Maria Wierman (1743
- 1818), met een vermogen van
fl 481.500 op nummer 162. Nog
wat kleine krabbelaars: Gerard
Nutges, Heer van Bennebroek
(1747 -1819), neef en gedeeltelijke
erfgenaam van Magdalena Nutges
(1714 - 1785), met fl 601.000 op
numero 133, op de voet gevolgd
door Catharina Lintheimer
(fl 600.000), verwant aan de Van
Loon's van Leyduin.
Dat waren ze; niet zo heel veel,
al met al. Een vergelijkbare
opsomming van de negentiende
en de twintigste eeuw zou
ongetwijfeld een ander beeld
geven. Wie kijkt de 'Quote 500' er
eens op na?«^^>