www.onsbloemendaal.nl www.onsbloemendaal.nl 6 nr. 4 winter 2019 nr. 4 winter 2019 7 De boekhouding op zondagochtend, met onafscheidelijke sigaret Kaarten met vrouw en kinderen Het gezin Lommerse bij het 25-jarig huwelijksfeest, 1979 Op de bakfiets met kinderen van de Beukenlaan. Links achter de buitenplaats De Hartenkamp. Jaren 1940 Na vijf jaar maakte vader Gerard Lommerse een eind aan het verpachten. Annie Westmaas bleef in de winkel staan, maar Toon Westmaas droeg gaan deweg zijn klanten aan Theo over. De piepjonge Theo, kort van stuk maar gespierd van postuur, breidde met hard werken en klantvriendelijkheid zijn wijk verder uit. Geloof en zuivel Vader Gerard Lommerse kwam uit een katholieke familie waarvan de annalen teruggaan tot 1570. De familie woonde oorspronkelijk in Tongelre, bij Eindhoven, en heette aanvankelijk Lombaerts. Om de armoede in Brabant te ontvluchten trok de familie Lommerse naar het welvarende Holland. Voor de katholieke Gerard was het geen bezwaar de winkel te verpachten aan het protestantse echtpaar Westmaas. Maar bij de klandizie moest hij rekening houden met de scheiding der kerkelijke geesten. Theo beperkte zich tot de katholieke klanten, inclusief de rooms katholieke enclave met kerk, pastorie, klooster en scholen. In dezelfde buurt richtte de protestantse melkhandelaar Jan Bakker zich op eigen geloofsgenoten. De beide winkels lagen op een steenworp afstand van elkaar, maar de godsdienstscheiding was groot. Je ging weinig met elkaar om. Blauwe melk en flessen Wat zich niet door godsdienst liet onderscheiden was het scheppen van de melk. Net als Westmaas en Bakker haalde Theo Lommerse op zijn ronde de melk met een maatkan uit de grote bus en goot die over in de kannen en melkkokers van de huisvrouwen en huishoudsters. “Geen blauwe melk, hoor,” riepen sommigen. “Ik wil dikke melk, waar morgen een laagje room op staat. Met die dunne melk gaat dat niet.” En Theo wist snel bij wie hij dunne melk kon slijten en bij wie niet. Maar melk in kannen moest je koel bewaren en koken voor gebruik, met het beruchte gevaar van overkoken en de stank van aanbranden door het hele huis. Met de groeiende kennis van verpakking in flessen, ontstond bij klanten een weerstand tegen het kopen van losse melk. Het liet niet lang op zich wachten eer hij zijn bakfiets vollaadde met houten kratten, elk goed voor twaalf flessen verse melk, gepasteuriseerde melk, yoghurt, gortepap, rijstepap en havermout en verse karnemelk in de zomer. De dagelijkse bevoorrading kwam van groothandelaar De Sierkan uit Den Haag, later van De Landbouw uit Noordwijkerhout en nog later van het gefuseerde bedrijf Menken-Landbouw uit Oegstgeest. Kaas kwam van een groothandel in Gouda. Persoonlijk contact Op zijn tocht door de wijk ging Theo ‘horen', luisteren naar de wensen van de klanten. Bij zijn favorieten zat hij even gezellig op een tuinmuurtje om een verse Caballero op te steken. Bij iedereen nam hij tijd voor een praatje. Dat schiep een band en de klant had even de kans om na te denken over iets extra's dat later gebracht kon worden: kaas, eieren, slagroom. Theo praatte, een peuk op de hoek van zijn onderlip gekleefd, in sneltreinvaart door en schreef op wat de klant direct wilde hebben of nog wilde bestellen. In zijn notitieboekje zag je een soort geheimschrift van kleine tekentjes waar niemand anders iets van begreep. In de namiddag bracht een knecht de bestellingen thuis. De nonnetjes in het St. Luciaklooster hadden graag een kwartliter slagroom, afgekort tot halfje slag. Niet onbelangrijk bij de klantenbinding was dat de mensen op tijd hun rekening betaalden; dat was niet altijd zo vanzelfsprekend. Een doeltreffende manier van innen was bij de mensen langsgaan als de kinderbijslag net was uitgekeerd. Door zijn harde werken en oprechte uitstraling was Theo voor velen een gerespecteerd burger en geziene gast. Met sommige klanten onderhield hij persoonlijk contact. Op zijn verzoek maakte kunstschilder Arnout van Gilst aan de Beukenlaan een schilderij van de boerderij Alida's Hoeve. Bij de familie Schrama aan het Wilhelminaplein kregen de kinderen allemaal een extra beetje melk, omdat ze zo'n groot gezin waren. Aan de Rijksstraatweg had Theo een bevriende klant met, voor die tijd bijzonder, een eigen auto. Zij bood aan met hem naar Naaldwijk in het Westland te rijden om kennis te maken met zijn toekomstige bruid, Bep van der Berg. Het contact verliep voorspoedig. In 1954 vond de bruiloft plaats. Niet te tillen Voor zijn personeel was Theo even hard als voor zichzelf. Een vrije dag konden ze niet krijgen. Na de wijk was het aanpakken achter de winkel: emballage opruimen, lege melkbussen spoelen in het washok met gele tegeltjes en bestellingen klaar maken. Dan bestellingen rondbrengen, soms met de auto maar meestal op de fiets, en na zessen de winkel schoonmaken. 's Morgens vroeg kwam de vrachtwagen van De Sierkan of De Landbouw, wisselde lege bussen en flessen voor volle exemplaren. Dat was fors werk: “Niet te tillen zo zwaar, die kratten. Weegt bij elkaar wel vijftien kilo. Ja, Theo klaagt niet. Maar die is echt beresterk.” Theo deed zondagochtend ook nog de boekhouding, pen in zijn rechterhand, sigaret in zijn linker, vliegensvlug cijferend, tussen acht en half elf. Tot verbazing van menig klant had hij toch ook nog vrije tijd. Zondagmiddag ging hij naar de kerk. Om zijn klanten een dag in de week niet te zien, nam hij de kerk aan de Kerklaan in Heemstede. Onder leiding van gymjuf Francien deed hij aan turnen. Later speelde hij kwartet met zijn kinderen en had hij thuis een kaartclub met broer Gerard, buurman Weijers en Clemens de slager. Theo had al vroeg zijn kleine bakfiets verruild voor paard- en-wagen. Hij sprong energiek de bok op en af en de Bennebroekers hoorden hem ‘huut' roepen. Hortsik kon er niet af. Dat was ‘tsjk tsjk’ of liever nog alleen ‘tsjk’ Het paard stond 's nachts voor de deur. Af en toe reed hij ermee naar de ouderlijke hoeve. Zijn moeder was beroemd om haar kookkunsten. Maar tijdens de oorlog was ze er voorzichtig mee. De Duitsers, op zoek naar eten, hielden razzia's bij de boeren. Het gezouten vlees van het geslachte varken verborg ze onder de bedstee. Bij een inval ging ze als een zieke op bed liggen. Toen vader Lommerse in 1952 stierf, nam Theo's broer Piet de boerderij over. Theo zou zij minder gaan zien. Hij vond het paardgedoe te bewerkelijk en schafte een grotere bakfiets aan. Dienstklopper In de naoorlogse dagen van informeel dorpsleven was de winkelsluitingswet nog iets van de formele buitenwereld; klanten kwamen na zessen in de steeg naast de winkel om boodschappen. Theo vond dat niet leuk, maar bediende de mensen met een glimlach, tot de buitenwereld besloot een nieuwe hoofdagent in Bennebroek te benoemen. Hij had gauw een slechte naam: “Wat een dienstklopper. Die hoort hier niet.” Het werd nog erger toen de hoofdagent in kwestie pal na zessen langs de winkels fietste om te controleren of ze wel gesloten waren. Bij Theo had hij vaak beet. De bekeuringen stapelden zich op, Theo verkropte zijn ergernis en het dorp leefde met hem mee. En meer dan dat. Laat op een donkere avond deed de hoofdagent zijn fietsronde over de dijk langs de Ringvaart. Mannen met mutsen over hun hoofd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2019 | | pagina 4