Signalement Van Meerenberg tot Brederodepark www.onsbloemendaal.nl nr. 3 najaar 2020 33 Annette Koster Het hoofdgebouw (Meerenberg I) van het Provinciaal Ziekenhuis nabij Santpoort (1920) De Montania steekt de Brederodelaan over en gaat tussen de huizen door het bos in naar het station Santpoort-Zuid (1953) Toen Ben van der Sluis in de kerk op het terrein van het voormalige ‘Provinciaal Ziekenhuis nabij Santpoort', tegenwoordig het Brederodepark, ging wonen, kwam het regelmatig voor dat voorbijgangers hem benaderden met verhalen over hun betrokkenheid bij het ziekenhuis. Dit motiveerde hem tot het schrijven van het boek: Gekken in de kerk. Hij schreef het samen met Myriam van den Engel. Het rijk geïllustreerde boek bevat de geschiedenis van de psychiatrische instelling, in combinatie met persoonlijke verhalen van mensen die er gewerkt hebben, of die er mee zijn opgegroeid omdat hun ouders er werkten. Het gesticht Meerenberg In de tweede helft van de negentiende eeuw vond de idee ingang dat het goed zou zijn om geesteszieken te verplegen in een omgeving waar rust, natuur en buitenlucht was. Dit leidde ertoe dat in de nabijheid van de Nederlandse kust diverse psychiatrische ziekenhuizen gesticht werden. De Krankzinnigenwet van 1841 legde de verantwoordelijkheid voor nieuw te stichten inrichtingen bij de provincies. De provincie Noord- Holland kocht in Bloemendaal de hofstede Meer en Berg en vestigde daar in 1849 het gesticht Meerenberg. Bijna zeventig jaar later werd er niet meer gesproken van ‘gesticht' en kreeg de instelling een nieuwe naam: ‘Provinciaal Ziekenhuis nabij Santpoort'. De schrijver van het boek noemt dit opmerkelijk, omdat het ziekenhuis vrijwel geheel op het gebied van de gemeente Bloemendaal lag. Elders valt te lezen, dat men in Bloemendaal liever niet wilde dat de naam Bloemendaal geassocieerd werd met dit ziekenhuis. Overigens sprak men in de regio meestal van ‘het P.Z.' Gebouwen in een landschapspark Als eerste werd het gebouw Meerenberg I neergezet, naar een ontwerp van architect en stedenbouwkundige J.D. Zocher jr. Het gebouw moest zoveel mogelijk rust uitstralen; dat zou bijdragen aan de behandeling van de patiënten. Meerenberg I bestaat nog steeds, het gerenoveerde gebouwencomplex heet nu het Carré van Zocher en omvat stadsvilla's en appartementen. Mannen en vrouwen leefden gescheiden. Er waren één- en tweepersoonskamers voor rijkere bewoners, die betaalden voor hun verblijf, en soberder ruimtes met slaapzalen voor de armere patiënten. Er ontstond al snel ruimtegebrek en er volgde uitbreiding na uitbreiding. Naast verblijven voor patiënten en personeel werden onder andere een kerk, een installatie voor vuilverbranding, een waterzuiveringsinstallatie en een mortuarium gebouwd. J.D. Zocher jr. creëerde een prachtige tuin die rond 1900 nog werd uitgebreid door tuinarchitect J.D. Springer. Het spoorlijntje Het gesticht had ook een eigen (kolen) gasfabriek. Hiervoor waren grote hoeveelheden kolen nodig. In 1888 kwam er daarom een spoorlijntje tussen station Zandpoort (het huidige station Santpoort-Zuid) en Meerenberg. De inrichting had een eigen locomotief en kolenwagens. Over het terrein zelf liep een smalspoor met vertakkingen. Hierover werden wagons met kolen, maar ook met levensmiddelen, wasgoed en magazijngoederen vervoerd. Een van de geïnterviewden vertelt dat de locomotief ‘Montania', ook wel ‘het gekje' werd genoemd. In 1954 werd het spoorlijntje opgeheven. Het personeel In de ruim honderdvijftig jaar geschiedenis van het psychiatrische ziekenhuis heeft er een enorme ontwikkeling plaatsgevonden in de samenstelling en kwaliteit van het personeel. In 1849 werd begonnen met enkele geneesheren en ‘oppassers'. Eind negentiende eeuw werd krankzinnigenverpleegkundige een officieel vak en werd psychiatrie een geneeskundig specialisme. Naast het medisch personeel was er een steeds verder uitdijende facilitaire organisatie van onder meer keukenpersoneel, magazijn- en huismeesters, parkwachters en een onderwijzer. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw kwamen er, onder invloed van de veranderende opvattingen over psychiatrie, psychologen, maatschappelijk werkers, creatief therapeuten, socio- en psychomotorisch therapeuten bij. Wonen op of bij het terrein Verplegers hadden aanvankelijk geen eigen woonruimte, maar sliepen bij de patiënten. Later kwamen er zuster en broederhuizen. Een oud-parkwachter vertelt hoe hij tot in de jaren zestig moest zorgen dat mannelijke en vrouwelijke verpleegkundigen strikt gescheiden leefden. Zelfs als ze samen op een bankje zaten, moest hij hen daarop aanspreken. De directeur woonde op het terrein, eerst in het oude landhuis Meerzicht, later werd een nieuwe directeurswoning gebouwd. Er kwamen ook andere vrijstaande personeelswoningen bij op het terrein. Ook buiten het terrein werden huizen voor het personeel gebouwd, bijvoorbeeld het wijkje aan de overkant van de Brederodeweg. In het boek staan verhalen van mensen over hun jeugd waarin ze kind aan huis waren op het terrein van de instelling. Psychiatrische behandelingen Gedurende het bestaan van het psychiatrisch ziekenhuis is er veel veranderd in de behandeling van de mensen met psychiatrische aandoeningen. In de periode Meerenberg was de heersende opvatting dat men door de patiënten normen en waarden bij te brengen de krankzinnigheid kon genezen. De instelling was een mini-maatschappij met vaste structuren en regels en een duidelijke hiërarchie. Passend bij de tijd waren de voorschriften doordrenkt van geloof en moralisme. Er was niet of nauwelijks medicatie beschikbaar. Eind negentiende eeuw veranderden de opvattingen. Men zag krankzinnigheid meer als een lichamelijke ziekte die genezen zou kunnen worden door rust. Rond 1900 kreeg een kwart van de patiënten bedverpleging. Ook verkeerden patiënten soms dagenlang in lauwwarme baden. In de jaren twintig werd ‘activerende therapie' de norm. Bewoners werden steeds meer gestimuleerd om mee te doen aan ‘normale' activiteiten in de hoop dat ze daarmee meer sociaal aanvaardbaar gedrag gingen vertonen en zouden leren een zinvol bestaan te leiden. Patiënten werkten in de moestuin, in de strijkerij, de mattenmakerij enzovoort. Ze werden niet normaal betaald voor hun werk, maar kregen af en toe iets lekkers of werden beloond met een privilege. Ook konden ze een ‘tegoed' krijgen, waarmee ze met een ‘gestichtsmunt' spullen konden kopen in een gestichtswinkeltje op het terrein. De Tweede Wereldoorlog De Tweede Wereldoorlog was een heftige periode in de geschiedenis van het Provinciaal Ziekenhuis. Vanaf 1942 zaten er zo'n tweehonderd Joodse onderduikers in het ziekenhuis. Zij hadden zich vrijwillig krankzinnig laten verklaren. In 1943 werd de instelling door de Duitsers gevorderd om te gaan fungeren als hospitaal voor Duitse soldaten. De bewoners werden met de eigen trein geëvacueerd en overgebracht naar inrichtingen elders in Nederland. Het was de enige keer dat het spoorlijntje gebruikt werd voor personenvervoer. De omstandigheden na de evacuatie waren veelal slecht. Veel patiënten stierven door honger en ziektes. De meeste Joodse onderduikers zijn vanuit de andere instellingen alsnog op transport gezet en omgekomen. Na de bevrijding keerden de patiënten die de oorlog hadden overleefd terug naar Santpoort. Veel gebouwen van het ziekenhuis waren tijdens de oorlog beschadigd geraakt. Na de oorlog Door de steeds betere diagnostiek en effectievere geneesmiddelen richtte het ziekenhuis zich steeds meer op de terugkeer van de patiënten naar de maatschappij. Er kwam meer aandacht voor individuele begeleiding, zo mogelijk psychotherapie en groepstherapie. Een belangrijke stap was een grote interne verhuizing: er kwamen kleinschalige afdelingen van patiënten met een vergelijkbaar perspectief en hetzelfde ziektebeeld, die een vergelijkbare behandeling kregen. Het werden ook

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2020 | | pagina 17