“Wij gingen haast met niemand om te Bloemendaal”
www.onsbloemendaal.nl
www.onsbloemendaal.nl
8
nr. 3 najaar 2020
nr. 3 najaar 2020
9
Na het vertrek van het echtpaar Roland Holst werd het pand een Militair Tehuis (Foto: NHA)
Jet Roland Holst (Arthur van Schendel Stichting)
Rik Roland Holst in de Bloemendaalse tijd (Arthur
van Schendel Stichting)
Woodbrookers
Rond 1930 sloot Jet zich aan bij de Arbeiders Gemeenschap der
Woodbrookers onder leiding van ds Willem Banning, waaraan
ze anoniem een grote som geld gaf, waarmee in Bentveld de
villa Nieuw Saxenburg kon worden gekocht. Door het hele land
gaf ze lezingen voor een idealistisch publiek. In Haarlem sprak
ze op 17 oktober 1932 in de Remonstrantse kerk over
‘De broederschapsgedachte in de praktijk des levens', en
in maart 1933 en november 1934 in het Jeugdhuis aan de
Donkerelaan in Bloemendaal over ‘Tolstoi' en ‘De levende Vondel'
Rik die de gezondheidstoestand van zijn vrouw zo zorgelijk vond
dat hij op een gegeven moment zelfs voorbereidingen voor haar
crematie ging treffen, werd eind 1938 zelf plots ziek en overleed
op 31 december aan een zware longontsteking.
zij ervan uitgaat ‘dat er twee soorten menschen zijn, te weten,
bloeddorstige, meedogenlooze kapitalisten en opofferende
arbeiders'.
Hoewel begin jaren twintig wel duidelijk werd dat de
wereldrevolutie niet zou uitbreken, was het voor Jet moeilijk
afstand te nemen van haar communistische idealen. Tot 1927
bleef zij lid van de CPH. Wel ontwikkelde zij langzamerhand
meer sympathie voor het religieus socialisme en in 1923 trad
zij al toe tot het Religieus Socialistisch Verbond, een vereniging
met een semi-religieus karakter. Zij was niet gelovig geworden,
maar de onderlinge verbondenheid en warme afhankelijkheid
spraken haar aan.
Grote opdracht voor Rik
In 1926 werd Rik directeur van de Rijksacademie van Beeldende
Kunsten in Amsterdam, waar hij al sinds 1918 als buitengewoon
(d.w.z. deeltijds) hoogleraar aan verbonden was. Bovendien
kreeg hij opdracht tot het vervaardigen van een raam in de
Domkerk in Utrecht en trad hij toe tot de redactie van De Gids.
Het directeurschap betekende een grote verandering voor
hen beiden. Rik verliet ‘s morgens vóór half negen het huis
om de trein naar Amsterdam te halen, terwijl Jet alleen op de
Zomerzorgerlaan bleef. Hij kwam pas om half zeven thuis en
één keer per maand, als hij 's avonds college gaf, pas over elven.
Als de trein iets verlaat was liep Jet angstig naar het station. Ze
had genoeg om handen met het organiseren van petities en
het schrijven van biografieën, gedichten en vooral honderden
artikelen voor binnen- en buitenlandse bladen, maar voelde
zich toch eenzaam. In haar herinneringen Het vuur brandde voort
schrijft zij: ‘Wij gingen haast met niemand om te Bloemendaal.'
Een van de schaarse bezoekers was de jonge Hein van Wijk,
voorzitter van de Jongeren Vredesactie en gelukkig kreeg zij op
een dag bezoek van Adrie Baelde, lerares Nederlands aan het
Kennemer Lyceum te Overveen, die een bloemlezing van haar
gedichten wilde samenstellen en een goede vriendin werd. In
de Bloemendaalse jaren leed Jet geregeld aan ernstige fysieke
en volgens Rik ook aan psychische klachten. Haar enorme
werkdrang leidde tot irritatie bij hem. Hij probeerde haar thuis
tot rust te manen en in 1927 verbleef ze, ook op zijn aandringen,
enige tijd in een kuuroord in Zwitserland.
Militair Tehuis
Al snel na zijn overlijden schonk Henriette haar
hele bezit inclusief haar effectenportefeuille en
Villa Overbosch, maar exclusief De Buissche Heide,
aan de Woodbrookers. Zelf leidde ze vanaf dat
moment een wat zwervend bestaan en verbleef
afwisselend op De Buissche Heide, bij vrienden
en in pensions. Zij overleed in 1952. In Overbosch
kwam een Militair Tehuis, waarschijnlijk niet
precies de droombestemming die de pacifiste
Henriëtte Roland Holst voor ogen stond. Het Tehuis
bood geen huisvesting aan militairen, maar de
mogelijkheid tot ontspanning en ontwikkeling. Na
een grondige verbouwing was er beneden rechts
van de ingang een ‘groote cantinezaal' met buffet
en links een kamer voor het beoefenen van allerlei
spelen, zoals biljarten. Boven bevonden zich een
onderofficierenkamer (de officieren ontspanden
zich kennelijk elders) en een bibliotheekzaal met
bij de opening van het Tehuis in november 1939, al
vijfhonderd boeken. Het biedt al met al een indruk
van de afmetingen van het ‘pretentieloze' huis van
de Roland Holsten. ‘De centrale verwarming geeft
een aangename temperatuur', stond in de krant.
Vijf maanden later brak de oorlog uit en met de
ontspanning in het aangenaam verwarmde Tehuis
was het waarschijnlijk snel afgelopen.
Kort na de oorlog, in november 1945, woonde op
de Zomerzorgerlaan 27 ene drs J.A.Th. Babeliowsky,
die Russische lessen gaf. En dat zou Jet wel weer veel
plezier hebben gedaan.
Literatuur
Henriette Roland Holst- van der Schalk, Het vuur
brandde voort (1949).
Marien van der Heyden, ‘Richard Nicolaüs Roland
Holst' in: PJ. Meertens e.a. (red.),
Biografisch Woordenboek van het socialisme en de
arbeidersbeweging in Nederland. Deel 6 (Amsterdam
1995)177-181.
Elsbeth Etty, Liefde is heel het leven niet. Henriette
Roland Holst 1869-1952 (Amsterdam 1996)
Elsbeth Etty e.a., Henriette Richard Roland Holst.
Het boek van de Buissche Heide (Schiedam 2012).